Als ik vlieg, geniet ik letterlijk met grote teugen, neem ik
het fijne als een spons in me op zodat ik er later mijn dorst mee kan lessen.
Maar toch ben ik me akelig bewust van alle niet-gevlogen uren.
Nu ik maandenlang nauwelijks kan vliegen terwijl het
prachtig weer is en ik mijn vakantiedagen niet op krijg, probeer ik zoveel
mogelijk dingen te doen waar ik normaal gesproken niet aan toe kom en probeer
ik daar ook de lol van in te zien. Een half uurtje zwemmen in zee en dan op m’n
rug met m’n ogen dicht op de golven wiegen, heerlijk. Totdat ik m’n ogen weer
open doe en de meest waanzinnige lucht zie. Perfecte cumulus, platte
onderkantjes en daarachter een helderblauwe postfrontale lucht.
Terwijl ik met een omweg door de duinen terugfiets richt ik
m’n aandacht nadrukkelijk op de bloemenpracht, de vlinders, de romantische
doorkijkjes. Maar uit m’n ooghoeken zie ik toch steeds die cumultjes, ik voel
hoe ze hun tong naar me uitsteken. Was ik maar daar.