16 juni 2010

Onhandig


Zo het kunstgips dat ik gisteren gekregen heb is een stuk draaglijker dan wat ik had, en ik kan alweer een paar kledingstukken extra aan. Heb nu ook de beschikking over duim èn wijsvinger, nou oppassen dat ik er niet teveel mee ga doen. Op 6 juli maken ze opnieuw een foto en als ik braaf m’n vitamines slik en veel slaap mag het gips er dan waarschijnlijk af. Ik zal wel blijven zitten met een verkorte verdraaide ringvinger, maar aangezien ik geen concertpianist ben kies ik maar niet voor een operatie.

Ondertussen ben ik wel weer enorm handig aan het worden met de inzet van mond, schouders en knieën om vanalles op te tillen, los te draaien of vast te gespen. En ik heb collega’s en vrienden (oud-collega’s, opvallend genoeg) die boodschappen voor me doen, koken, afwassen en dan ook nog m’n was opvouwen. Hoe lastig ik het ook vind om me te laten helpen (ik vind het veel leuker om voor anderen te zorgen) en hoe ongeduldig ik ook word van knopen die ik niet dicht krijg, er is toch een kansje dat ik ook deze blessure weer overleef ;-)

11 juni 2010

zeikerds

Het ergste van een blessure is niet pijn of gemiste vluchten, maar de reacties van niet-vliegers. Het bijna triomfantelijke ‘zie-je-wel’. Ze wisten altijd al dat het vreselijk gevaarlijk was en ja hoor, m’n gips is een zichtbare bevestiging van hun gelijk. Ongehinderd door zelfs maar een begin van een idee wat zeilvliegen is duwen ze me onmidellijk in de verdediging. Mensen die niet erg geinteresseerd zijn in de redenen waarom iemand vliegt, die zelf over een paar jaar met hartvervetting en nicotinelongen of overspannen zich bij dokters en ziekenhuizen zullen melden.
Ik geloof dat het een soort afgunst is, jaloezie omdat ik een fantastisch leven leidt. Zij willen dat niet, durven dat niet, hebben er niet zoveel geld en tijd en inspanning voor over, maar ze vinden het toch moeilijk te verkroppen dat ik boven de wereld kan uitstijgen. Dat ik me niet neer laat halen door het honderden keren herhaalde “wat gevaarlijk” en “wat eng” en “zou ik nooit durven”. Wat boeit mij dat nou dat zij niet durven? Ik vraag ze helemaal niet om mee te doen.
Gelukkig zijn er ook mensen die het gewoon sneu vinden, omdat ze weten hoe gaaf ik vliegen vind. Die een extra handje helpen, bijna opgelucht horen dat ik de wedstrijden wel weer zal vliegen.
Maar de zeurende betweters, ik wens ze toe dat ze van een keukentrapje vallen of tegen de tuindeur aalopen. Nog altijd het grootste risico op verwonding: thuis blijven.

06 juni 2010

Dagje niksen



Vanmorgen waren ze in hetzelfde ziekenhuis véél vriendelijker, en m’n hand werd snel en vakkundig ingegipst. Ik hoef geen illusies te hebben over snel herstel wegens grote fitheid, vier weken is gewoon het minimum. Ik probeer maar gewoon even in zombie-mode te gaan dan voelt het minder erg.
Ropje is zeer verdiend Knollenkampioen, ik ben aangeschoten nou ik toch niet kan rijden en Rinus en Connie brengen me naar huis. Morgen maar ns een fijn plastic zakje scoren om te kunnen douchen.

Knoalkup taak 2



Verdorie, m’n hand gebroken. Gewoon een stomme whack, niks bijzonders, ik dacht eigenlijk dat ik heel redelijk aan het landen was maar ik klapte gewoon een paar meter eerder op de grond dan voorzien. Ik kan me ook niet helemaal herinneren waarom ik m’n handen nog aan de bottombar had, ik had mezelf al opgericht. Wel een vrij hoge grondsnelheid, dus misschien heeft dat ene termiekbelletje van de hele dag me wel te pakken gehad. Waardeloos, voor een vluchtje. Bij het ziekenhuis werd ik ook nog eens door de receptioniste weggestuurd, ik mocht geen medisch geschoold persoon om advies vragen. “Het lichaam geeft het zelf aan” zei de megamuts een keer of tien, terwijl ik probeerde uit te leggen dat ik de taal van zo’n lichaam niet denderend versta. Door pijn kan ik best heen en ik zou niet weten of ik juist moet koelen, bewegen of wat? Arnica dan maar.
Verder was het aan de grond wel een feestje. De sfeer op het veld was heel erg goed, juist omdat het zo vreselijk stabiel was. Niemand had haast om de lucht in te komen, Ropje startte als eerste en hield het wel twee uur vol om niet te landen, maar wegsteken was geen optie. Nico mocht een rondje mee, helemaal geweldig, en als klap op de vuurpijl verscheen er een heuse jounalist met een enorme camera.
Het inpakken van m’n vleugel werd begeleid door Nico op z’n accordeon, en drie allerschattigste jochies van een jaar of tien die hun ernstige vragen over termiek en vleugels onderbraken voor een walsje. Ondertussen zagen we Ruud boven ons heel voorzichtig draaien, dat leverde genoeg spektakel op voor de kereltjes. Ik dacht dat Ruud niet zo heel veel verder zou staan, dus die haalden we ook op. Nico weer met z’n accordeon, fietsers die stopten voor een babbeltje en een meneer die begon te stralen toen hij ook even mocht spelen. Dat allemaal in een heerlijk zonnetje met de geur van gemaaid gras, geweldig.