Alweer zegt iemand dat ik sportverslaafd ben. Dat heb ik altijd ontkend - zelfs in m'n sportiefste periodes sportte ik toch maar een beperkt aantal uren per week. Maar nu ik af moet kicken moet ik toch erkennen dat het trekjes van een verslaving heeft.
Meer nog is het denk ik een kwestie van enthousiasme. Alles wat ik doe, altijd, doe ik vol overgave. Zonder enige rem. Dat geldt net zo goed voor mijn kantoorwerk als voor m'n vliegen, vriendschappen, drinken of krachttraining. Ik ben bijzonder slecht in matiging. En dat is nou net wat alle dokters en therapeuten en raadgevers me proberen duidelijk te maken: dat ik moet matigen. Accepteren dat ik niet meer all out kan en tegelijk toch 'blijven bewegen'. Ik word er bijna agressief van: hoe moet ik bewegen als ik niet ècht mag bewegen?!
M'n rotte rug is nu de laatste gemene actie van het ongehoorzame lijf om me tot kalmte te bewegen. Ik dacht dat ik het met m'n artroseschouder net onder de knie had, wel een beetje vliegen maar niet te lang en niet te ver, maar kennelijk moet ik het lesje nog leren. Ik voel me net een stiekem kind als ik toch nog eventjes naar de sportschool ga en een paar minuutjes met hele lichte gewichtjes in de weer ga. In de sauna bedenk ik dat dat toch altijd nog beter is dan alleen maar thuis voor de buis zitten.