Met Cameron bespreek ik urenlang elk minuscuul detail van de mentale aspecten van vliegen. Hij heeft net een sportpsychologisch artikel ontdekt over intrinsieke en externe motivatie. Daardoor werd voor mij duidelijk waarom ik geirriteerd was door de bewondering die uit Mit dem Wind sprak, en de bewondering van mensen die horen dat ik vlieg. We vliegen niet om hoe het eruit ziet, we vliegen niet om iets te laten zien of iets externs te krijgen zoals bewondering. We vliegen omdat het vliegen zo verrukkelijk is. Het gekke is dat bewondering afbreuk lijkt te doen aan die interne motivatie. Als je benaderd wordt alsof je vliegt vanwege het stoere imago, het avontuur, het scoren, wordt je het echte genot ontnomen. Je vergeet op enig moment zelf waarom je ook weer vloog.
Dat wil niet zeggen dat gewoon maar een beetje in de lucht hangen genoeg is. Soms is het genoeg, soms ben ik gigantisch gelukkig alleen van het vliegen en het uitzicht en de hoogte en de beweging en de wind en zon en de vario die piept. Maar meestal wil ik meer. Uitdaging, afstand, werken. Ik wil iets bereiken. Het mooiste om te bereiken, voor mij (maar voor een ander kan het echt iets heel anders zijn) is goal in een wedstrijd. Het zal me roesten hoe lang ik erover doe, het maakt me niet uit of ik laatste ben op een dag dat iedereen op goal staat, voor mij is het het mooiste wat er is. Een taak volbrengen die je niet tijdens de vlucht aan kan passen.
Ik heb enorm respect voor piloten als Cameron en Hans die op hun eentje taken vliegen en daar van genieten. Voor mij is dat nu nog te moeilijk. De moeilijkheid is mentaal, niet technisch. Ik heb een wedstrijd nodig, met veel mensen en een wedstrijdleiding die een optimale taak voor me bedenkt, en de referentie van andere piloten. Enige externe beloning is harstikke leuk, ook al ben ik nog zo intrinsiek gemotiveerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten