12 augustus 2011

dagje bijkomen

Ik klim uit het raam van onze hotelkamer naar het dakterras, hoor ik Claudia’s stem roepen. Ja hoor, ze hangt uit het raam van het Rutar pension aan de overkant, krijg nou wat. Kleine wereld. Minder dan honderd meter boven me cirkelt een delta, in de verte zie ik er een paar boven de bergtoppen. En rare wolken, het was niet makkelijk vandaag lijkt me. Ropje stond net als eerste Nederlander op goal, keigoed. Cameron is te vroeg gestart en zakte uit, hij loopt sowieso nogal veel te zuchten dus dit was z’n dag alweer niet.
Ik ben inmiddels weer over de schok heen, na uithuilen op Camerons schouder, Hans en Christine die me heel lief kwamen opbeuren, lieve gebaren van Jamie en Dees en Rinus en Helen en mam, weer veel en lang praten met Ropje, en de hele nacht wakker liggen en piekeren. De catch-22 waar wij allemaal in zitten, als ik de herkennende sympathie van vriendinnen mag geloven. Doodsbang om het vliegen te moeten opgeven, maar net zo goed doodsbang voor ongelukken. Shit daar rijdt al de derde ambulance langs het Krn-hotel, op een dag als deze word je daar toch altijd zenuwachtig van. Als het maar niet één van ons is.
Ropjes vraag die ik niet kon beantwoorden: waarom ben ik de laatste jaren zo vreselijk slecht gaan vliegen? Dat ik slecht land is oud nieuws, en dat dat niet bevorderlijk is voor xc-vliegen is de hele reden om eraan te werken. Maar waarom weet ik geen belletje meer vast te houden, hou ik kilometers afstand van de bergen, laat ik me het kleinste gaggletje uitjagen? Deels is het antwoord: omdat ik gefocust ben op de landing, en dat is op dit moment niet verkeerd. Maar ik ben ook banger geworden, voorzichtiger, onzekerder. Ook in situaties waar daar geen enkele aanleiding voor is. Ik had altijd lol in stevige lucht, het mag van mij best hard werken zijn, turbulent desnoods, hoe groter de lucht hoe beter ik me voelde. Nu word ik er nerveus van. Ik kon best behoorlijk in een gaggle meedraaien, heb bij de EK met 120 man in een bijna afgesloten kom drie kwartier gedraaid en ik vond het fantastisch. Nu schrik ik van een parapenter zeshonderd meter weg.
Wat ik vasthou, is dat ik goed kan starten. Het is m’n mentale lifeline. En dat ik hard wil werken. En dat m’n circuit beter is geworden en m’n final ook, ik moet alleen aan de details werken en ik zal bij de overstap terug naar de Litesport opnieuw moeten wennen aan de hogere snelheid en betere prestatie.

Morgen de laatste dag van de NK, en daarna laat ik Cameron dan eindelijk eens Greifenburg zien. Ik ben blij dat ik hem dat kan meegeven, ook al baal ik als een stekker dat ik zelf niet kan vliegen. Nou maar hopen dat ie nog wat enthousiasme op kan brengen, dat gaat dit jaar heel wat minder makkelijk dan drie jaar geleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten