Zaterdag was een fijne laatste dag, met twee starts aan m’n bottombar en goeie landingen, rustig inpakken en m’n boek uitlezen. Maar gisteren was zonder meer een pokkedag. De rekening bleek dubbel zoveel als voorzien, de zooi paste nauwelijks in de auto, en ik maakte de vergissing om langs de Adriatische kust via Venetië te gaan rijden. Nooit doen. Die route kost uren en uren extra, er was niet meer dan een glimp van de zee op te vangen en we werden allebei sjagrijnig van de zweterige hitte met uitzicht op de meest spectaculaire Cb boven Tolmin. Van de baai rond Venetië konden we niks zien en van Venetië zelf al helemaal niet. Met de volgeladen auto durfde ik het niet aan om een wandelingetje door de stad te gaan maken, dus we dronken een sapje in één van de treurigste stadjes die ik ooit gezien heb, in een foeilelijke bar met enkel zombies als gasten. Daarna de tomtom navigatie aangezet in plaats van gewoon de kaart bekeken, ook al helemaal fout. De navigatiejuffrouw voerde ons in de stromende regen piepkleine geitepaadjes op, waarschijnlijk met de bedoeling om ons te laten verdwalen zodat een boze heks ons kon oppeuzelen. Camo geloofde haar niet meer toen ie gras in het asfalt zag groeien, ik verloor m’n vertrouwen toen de koppelingsplaat verbrandde. Gelukkig belde Ropje op dat moment om toch in ieder geval ons humeur te redden. We delen een appartementje, nou ja fors uitgevallen ouwe schuur met gierende koelkast en borrelend sanitair, dichtbij het landingsterrein.
’s Avonds op de camping wist ik weer waarom ik eigenlijk helemaal niet had moeten komen. M’n ex en z’n heks maakten een grote show van hun aanhankelijkheid, het leek de Tegelberg wel weer. Mensen die menen dat ik er na vier jaar wel eens overheen zou moeten zijn, hebben denk ik nooit meegemaakt hoe iemand waar je van gehouden hebt je de grond in stampt, terwijl je hem niks hebt aangedaan. Het blijft een etterende wond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten