07 april 2014

Keerzijde

We zijn een kleine clan, de Nederlandse zeilvliegers. Geen gemeenschap, want dat woord veronderstelt veel meer gemeenschappelijks dan bij ons aan de orde is. Geen familie: lang niet iedereen kent elkaar. Geen club, eerder een verzameling clubjes. Maar wel een clan, een onderdeel van de stam piepkleine ongemotoriseerde luchtvaart. Inclusief partners die zelf niet vliegen, maar die jarenlang mee op vakantie gaan en waarvan sommigen onmisbare rollen vervullen. Om onszelf te benoemen hebben we het vaak over ‘de afdeling’, de afdeling zeilvliegen van de KNVvL. Waarin naast zweefvliegers, parapenters en parachutespringers ook ballonvaarders en gemotoriseerden zitten, waar we maar weinig mee gemeen hebben.
Vijf tot achthonderd mannen en een tiental vrouwen, allemaal behoorlijk gek van vliegen. Gezien de aard van de sport kan dat alleen door er een substantieel deel van je tijd, je geld, je emoties en gedachten aan te besteden. Voor de meeste actieve zeilvliegpiloten wordt het vliegen een groot deel van hun leven, voor velen van ons draait het leven zelfs helemaal om het vliegen. Niet alleen tijd en geld, maar ook vriendschappen, identiteit, verlangens en ambities.
En we hebben elkaar hard nodig. Niemand kan serieus zeilvliegen zonder de inspanningen en betrokkenheid van anderen. Je vleugel en harnas moeten gebouwd, af en toe gerepareerd en soms nagekeken worden. Je moet opgetrokken worden of starthulp om de lucht in te komen. Iemand moet je ophalen. Er is iemand nodig die ons de luchtvaartautoriteiten van het lijf houdt, en iemand die zorgt voor toestemming en plek om ergens te starten en te landen. Zelfs als je geen instructie meer nodig hebt, als je altijd terug naar je auto vliegt, als je nooit wedstrijden vliegt, kan je het niet alleen.
Dat zou ook bijna niemand willen, het is niet zozeer de afhankelijkheid die ons bij elkaar brengt. Het is gewoon fijn, om vrije tijd en passie met elkaar te beleven.
Maar. Die wederzijdse afhankelijkheid, en die sociale kant, het feit dat vliegen onze identiteit, onze diepste verlangens en ergste angsten, onze liefde en ons verdriet, bepaalt, maakt het ook kwetsbaar. Maakt ons kwetsbaar. Eén van de ergste dingen die ons kan overkomen, is uitsluiting. Doordat iemand zo gewond is geraakt dat ie niet meer mee kan doen. Of doordat de clan iemand verbant.
Ik weet hoe dat voelt, want het is mij overkomen. Toen mijn man plotseling besloot dat hij genoeg van me had, stelde hij ook maar meteen alles in het werk om me het wedstrijdvliegen uit te werken. Dat gebeurde op zo’n schofterige manier dat ik niet alleen kapot was van verdriet, maar ook veel te verbijsterd over zoveel kwaadaardigheid om me er tegen te weren. Hij was kampioen en voorzitter wedstrijdcommissie, ik was geen toppiloot en had altijd wat onzichtbaarder m’n ondersteunening geleverd als secretaris en rechterhand van de voorzitter. Tout wedstrijdvliegende afdeling liet me in de steek. Het schokte me meer dan een zware crash ooit had kunnen doen.
Als ik nu zie hoe iemand anders slachtoffer wordt van machinaties om hem uit te sluiten, nota bene één van de weinige mensen die me juist opgevangen en gesteund hebben, word ik verschrikkelijk kwaad en wanhopig. Waarom doen mensen zoiets? Waarom doen zeilvliegpiloten zoiets? Een ex kan me verraden omdat ie z’n kwade geweten moet sussen, maar wat is te winnen voor een lid van de clan die z’n relatie en positie goed voor elkaar heeft?
Verraad, kwetsen en vernederen komen meestal voort uit hebzucht, jaloezie of eerzucht. Geld, liefde en macht. Het wordt mogelijk gemaakt door de passieve, zwijgende meerderheid. De omstanders die de gemakkelijke weg kiezen, conflicten uit de weg gaan.
Als de enige overgebleven Nederlandse sleeppiloot/sleeptoestel, die altijd klaar staat om iedereen op te trekken, niet voor de NK gevraagd wordt, wil ik het niet op m’n geweten hebben dat hij zich net zo in de steek gelaten voelt als ik zelf heb meegemaakt. Dan ga ik naar Stadskanaal in plaats van Deelen.

1 opmerking: