Eén van de mooiste dingen van het vliegen, en zeker van het wedstrijdvliegen, is dat je eindeloos kan zitten puzzelen om te achterhalen waar je fouten zitten, hoe je het beter kan doen, en dat er piloten zijn die de kennis en ervaring hebben om mee te denken en die ook willen helpen. Uren praten over uitzakken, hoe komt het, wat kan je eraan doen? Is het mentaal, is het technisch, hangt het samen met m’n stijl? Is later starten een optie, of mediteren, of werken aan m’n techniek?
Die van gisteren begreep ik echt niet, opnieuw start ik juist beter dan anderen, dan mis ik één slag, en vervolgens ploeter ik nog een half uur onder starthoogte totdat ik er gefrustreerd en doodmoe uitzak, terwijl de mensen die samen met mij in dezelfde bel zaten omhoog schroeven en de taak uitvliegen. Wat ik in ieder geval weet is dat het belangrijk is om zelfvertrouwen te hebben, en dat verlies ik heel snel met dit continue ge-eikel.
Maar met
En: m’n techniek is middelmatig. Ik gebruik de lift niet erg efficiënt, en presteer dus het beste als de bellen vet en ruim en regelmatig zijn. En met m’n laminar, die te groot voor me was, werd m’n slechte techniek gecompenseerd door het grote vleugeloppervlak. Maar nu ik een kleinere vleugel heb (waar ik toch wel erg blij mee ben) zal ik toch echt fatsoenlijk moeten leren draaien.
Mijn starts zijn inmiddels weer helemaal ok, maar nadat ik uitgezakt was (alwéér) werd gemeld dat Erik op de start gecrasht was. Hij zag er behoorlijk gekreukeld uit en ik bracht ‘m naar het ziekenhuis van Gap, een bekende weg inmiddels. Het was wel erg druk daar, vervelend natuurlijk om zo lang te moeten wachten maar het geeft ook maar weer aan hoe relatief het gevaar van zeilvliegen is. De anderen die binnenkwamen waren waarschijnlijk gewond geraakt bij vechtpartijen, auto-ongelukken en doe-het-zelven.