Een gemengde laatste dag weer: twee keer een minuut in de lucht, met een heel fatsoenlijke landing aan het eind, en verder 8 uur in de auto, 2 keer op- en weer afbouwen, vele uren wachten en eindeloos besluiteloos zitten te wezen. En dat alles met een flinke rugpijn van een verrekt spiertje ofzo na m’n eerste vlucht zondag.
Toch ben ik al met al blij dat ik gebleven ben. De twee uur file over vijf kilometer in de brandende zon, met honger en hoofdpijn en uitlaatgassen, vergeet ik wel weer. Wat ik niet vergeet: de hulp van Timo en Inez, die me naar boven brachten om m’n auto te halen, de hulp van een buurjongen die ’s avonds de vleugel over een onhandig geparkeerde kar hielp tillen, de hulp van twintig parapenters die mij nog nooit gezien hadden en meteen m’n spullen tweehonderd meter door het bos sjouwden en m’n auto naar beneden reden.
’s Ochtends konden Inez en ik nog snel een startje maken in de oostenzon, terwijl er al een zuchtje wind uit het westen begon te stromen. In m’n landing holde ik met uitgestrekte armen achter m’n vleugel aan, maar never mind ik bleef overeind.
Daarna met Guy en Bernd filosoferen over de slimste actie. Iedereen was naar Serrig, ik had pijn in m’n rug en nog vier uur rijden voor de boeg, de windrichting en ontwikkeling was onduidelijk. Uiteindelijk meldde ik me op het landingsterrein van Burgen, waar je naar verluidt niet mag vliegen als je niet via de website bent aangemeld. Dat bleek geen probleem, er werd eerder enthousiast gereageerd op het feit dat ik op m’n eentje en met een delta daar was.
Een stel Nederlanders reed me voor naar de start, een paar Belgen hielpen m’n spullen dragen, binnen een uurtje stond ik opgebouwd en klaar om te starten maar de windzakken kronkelden griezelig om hun paaltjes heen. Ik vond het spannend, om te beslissen of ik überhaupt zou moeten starten daar, om niemand om raad te vragen, om het zonder starthulp te stellen. Een uurtje probeerde ik gewoon te genieten van de buitenlucht en m’n boek te lezen, maar elke halve zin keek ik op naar de windzakken. Tegen een uur of twee werden de startbare momenten langer, en kwamen ze ook sneller, en een groep parapenters was net van de berg af zodat er wat ruimte was.
Ik moest eindeloos ver doorlopen en zakte daarna nog een stuk door, en dat op een start van 150 meter boven een landingsveld vol hoog gras en met hekken eromheen. Ik deed niet één volle cirkel moeite om termiek te vinden en speerde direct naar het landingsterrein. Dat leverde achteraf dan wel weer complimenten op over m’n mooie landing. Ik denk dat ze (parapenters tenslotte) niet gewend zijn aan een netjes circuit, want de feitelijke landing was toch geen applaus waard, maar goed het is altijd leuk om een pluimpje te krijgen.
Terwijl ik stond in te pakken bleven de pents eindelijk hangen; ik was toch nog een uurtje te vroeg. Nou ja, pas om half elf thuis om de auto uit te laden, ik had ook niet veel langer moeten blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten