Onderweg babbelden we over de regulering van onze
sport, en de moeilijkheid om piloten zover te krijgen dat we alle regels
naleven. Ervan uitgaande dat de regels niks anders zijn dan
risicobeheersing, is niet-naleving synoniem met het nemen
van risico’s die collectief onaanvaardbaar worden geacht. We willen
niet dat een deltist dwars door een CTR vliegt en daardoor veroorzaakt
dat een passagiersvliegtuig op een woonwijk neerstort. We willen ook
niet dat er iedere wedstrijd mensen tumblen en verongelukken
zodat de sport een slechte naam krijgt en in sommige landen botweg
verboden wordt. Geen tucks aan de lier alstublieft, de lierman
getraumatiseerd achterlatend.
Maar welke risico’s zijn echt onaanvaardbaar, bij
een sport die individuen fantastische vrijheid biedt? Vrijheid om zelf
te bepalen welke risico’s je neemt, hoeveel gevaar het je waard is om de
lucht in te komen?
En hoe zorg je dat piloten grenzen respecteren, in
een sport die hyperindividualistisch is juist doordat mensen zelf
verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen veiligheid. We worden
overal ter wereld geacht onszelf te reguleren, en
dus vooral met instructie, brevetten en certificaten, en sociale druk
elkaar op te voeden tot verantwoordelijk gedrag. Maar op het moment dat
er een paar mafketels door de duinen banjeren, een stoer jonkie loopings
draaiend onder obstakels doorvliegt of een
armlastige piloot zonder transponder xc gaat, haalt instructie weinig
uit.
Dat komt ook doordat veel regels niet eerlijk zijn,
domweg ineffectieve symboolpolitiek of dat naleving vreselijk kostbaar
is, in financiƫle termen of doordat ze het vliegen ernstig belemmeren.
Denk aan luchtruim dat plotseling wordt uitgebreid
zonder compenserende hulp bij het zoeken van een nieuw lierveld. Denk
aan natuurgebieden waar de kuikens van ons profiel zouden schrikken.
Denk aan transponders. Sprogsettings, helmcertificering,
wielverplichting, vleugelkeuringseisen: allemaal kwesties met
voor- en tegenstanders omdat we de risico’s verschillend waarderen en
omdat we verschillende inschattingen maken van de effectiviteit en de
kosten van de regels.
Toen ik aan een paar mensen vroeg of ze asjeblieft
niet op de dolly wilden zitten omdat ik m’n nek breek als er een
wielbout afbreekt, stonden ze meteen op. Dat heet ook sociale druk, ook
al voelt het hopelijk niet erg drukkend. En het
werkt wel: de dolly rolde soepeltjes het knollenveld in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten