Voor niets ter wereld wil ik de kick opgeven van het vliegen. Honderden, duizenden meters boven de aarde, de wind in m’n gezicht en de zon op m’n rug: het uitzicht, het gevoel, de emotie. En ik kan me een leven zonder zeilvliegen maar moeilijk voorstellen. Ik zou er enorm ongelukkig van worden. M’n sociale leven, m’n agenda, m’n huis, m’n baan, alles heb ik ingericht rond vliegen. Ik zou niet anders willen. Maar ik ben wel bang voor ongelukken, ik weet dat ik geen toppiloot ben die dankzij fantastische skills op een klein hellinkje of in reteturbulente wind toch nog veilig landt. Ik land goed, als de omstandigheden goed zijn: groot vlak vrij terrein, normale wind. Een helling, turbulentie of een obstakel hier of daar lukt meestal ook nog wel, maar ik kan er niet al te zeker van zijn en de spanning loopt dan onaangenaam op.
Wat het pas echt moeilijk maakt zijn de ongelukken
van vriendinnen, die de één na de ander hun rug breken. Christine,
Birgit en Brigitte, en dat zijn dan alleen nog maar meiden die me nabij
zijn. Alledrie zullen ze weer lopen, net als Frankje
en Jonathan, maar dat maakt hun vooruitzicht niet perse heel vrolijk.
Je kan het natuurlijk slechter treffen, als Peter of Rudy (dat was
trouwens geen landing) die verlamd zijn geraakt, of Mike, Resi of Nic
met hun hersenletsel. De tallozen die we begraven
hebben, dat is van een andere orde want daarvoor geldt dat wij
achterblijvers met het verdriet blijven, zij hoeven niet te
leven-na-het-ongeluk. Alle gebroken armen, ribben, polsen en dergelijke
doen er überhaupt weinig toe, daar genezen we van en het kost
alleen een seizoen niet vliegen.
Het is letterlijk confronterend. Het maakt het
onmogelijk om de gevaren van vliegen te negeren, om me geen rekenschap
te geven van de risico’s die we nemen, de prijs die je mogelijk achteraf
moet betalen voor de bliss van nu. Toen ik voor
het eerst, met Mikes ongeluk, besefte waar het echt om ging, kon gaan,
vond ik in mezelf geen acceptatie. Wat ik daar zag, dat was het mij niet
waard, vond ik. Te erg. Maar stoppen met vliegen kon ik niet.
Dankzij Resi’s verhaal besefte ik dat het niet
alleen een keuze tussen wel of niet vliegen is, maar dat je de risico’s
kunt beperken door je vaardigheden aan te scherpen, enorme
veiligheidsmarges te nemen als je gaat landen, en zelfs een
makkelijker toestel kan vliegen. Natuurlijk, dat heeft de afgelopen
jaren betekend dat ik nauwelijks mooie lange xc-vluchten heb kunnen
maken, al helemaal niet heb gescoord in wedstrijden. Ik heb dus wel
degelijk vliegen ingeleverd.
Maar inmiddels heb ik weer vertrouwen in m’n
landingen, eindeloos geoefend en nog meer geoefend en me hele vakanties
alleen maar geconcentreerd op goed landen, ik durf weer terug te keren
op een sneller toestel in Europa. Zou ik niet zo
vlak achter elkaar berichten over gebroken ruggen/nekken moeten
krijgen. Laat ik me maar concentreren op de
pre-WK in Mexico, go Kathleen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten