6:00
Het is grappig dat ik prinsheerlijk op Laurents en
Frédériques veranda van het heftige onweer lig te genieten, op weg naar Annecy
voor een weekje met Conrad, wiens huis ik ook vaak ben ingeslopen terwijl hij
zelf dagen weg was. Ik wou dat ik in ruil mijn huis open kon stellen maar er is
geen piloot die een plek in Den Haag nodig heeft om even te crashen.
Het lijkt een fijne groundhog toestand, voor de tigste keer
de A31 met twee vleugels op het dak en nog wat extra speelgoed in de koffer, de
vaste rituelen van een ochtendwandelingetje en koffie bij het tankstation,
gezoek op weersites en in appgroepen waar en hoe laat er gevlogen kan worden en
de vraag of de slagboom naar de start op zondag wel open is en of mijn
favoriete camping nog plek heeft. Maar het is helemaal niet hetzelfde als
altijd. Thibault is er niet meer en ik ga ook Pierro nooit meer zien. Conrad is
aan het parapenten. Ik heb zoveel pijn dat ik m’n litesport niet op m’n eentje
van de auto af kan krijgen. Ik ben maar gewoon een weekje op en neer zonder al
te veel illusies over mooie vluchten en gezellige vliegvriendjes. De
eenzaamheid zit ‘m niet in het alleen reizen – dat doe ik al m’n halve leven en
ik vind het heerlijk. Het zit ‘m in de aflopende zaak, van oude mensen de
dingen die voorbij gaan.
Waar-de-loos! Het leek zo perfect toen ik vanmorgen om vijf
uur opstond en me in de tuin waste met uitzicht op een opkomende zon boven een
mistige vallei. Ik bedacht dat ik beter rechtstreeks naar Plaine Joux kon
rijden nu ik nog twee dagen op m’n eentje ben. Dichterbij het vliegveld,
gezellig met Dennis en iets makkelijker om vervoer te regelen. Dennis liet
weten dat het weer in Annecy iets beter zou kunnen zijn maar ik dacht dat ik
vroeg genoeg was voor een klein ochtendvluchtje, voordat het onweer losbarst.
Het eeuwige gezoek met honderden kronkelweggetjes en doorsteekjes bracht me echter pas tegen half twaalf boven, toen Dennis alweer naar beneden was. Ik had verkeerde lenzen in waarmee ik geen biet kon zien, een beetje hoofdpijn van veel te weinig slaap en m’n rug speelt flink op, dus ik besloot om de vleugel lekker op de auto te laten liggen en gezellig beneden Dennis op te zoeken. Die was inmiddels weer naar boven, en een paar appende misverstanden verder, een afgesloten hoofdstraat en zijn haast om een cliënt voor een derde keer de berg af te gooien zit ik nog steeds op het terrasje zonder iemand gesproken te hebben, zonder plan voor de komende paar dagen en met heel veel regen en rugpijn in het vooruitzicht. Jacques zou morgen komen maar die blijft natuurlijk ook lekker thuis als het zo onweert, en ik vertrouw mijn tentje eigenlijk niet in het rampweer waar ik gisteren een voorproefje van kreeg.
Het eeuwige gezoek met honderden kronkelweggetjes en doorsteekjes bracht me echter pas tegen half twaalf boven, toen Dennis alweer naar beneden was. Ik had verkeerde lenzen in waarmee ik geen biet kon zien, een beetje hoofdpijn van veel te weinig slaap en m’n rug speelt flink op, dus ik besloot om de vleugel lekker op de auto te laten liggen en gezellig beneden Dennis op te zoeken. Die was inmiddels weer naar boven, en een paar appende misverstanden verder, een afgesloten hoofdstraat en zijn haast om een cliënt voor een derde keer de berg af te gooien zit ik nog steeds op het terrasje zonder iemand gesproken te hebben, zonder plan voor de komende paar dagen en met heel veel regen en rugpijn in het vooruitzicht. Jacques zou morgen komen maar die blijft natuurlijk ook lekker thuis als het zo onweert, en ik vertrouw mijn tentje eigenlijk niet in het rampweer waar ik gisteren een voorproefje van kreeg.
22:00
Uiteindelijk bleef ik Dennis en Gillian mislopen, en werd
een gewoon weer een kop thee bij hen thuis. Ik had misschien gewoon moeten gaan
vliegen, dacht ik toen ik drie delta’s zag (uitzakken wel) maar ik had gewoon
de puf niet. Maar toen ik eind van de middag terug naar Geneve reed bedacht ik
wel hoe achterlijk het is om een paar honderd kilometer te rijden enkel om op
theevisite te gaan bij mijn voormalige thermiekinstructeur (en de krant uit te
lezen op een fijn terras).
Eenmaal bij Jacques in Evian aangeland, waar ik mezelf heb
uitgenodigd wegens grote onweersdreiging, was het leed gauw geleden. We
babbelen in mijn beste Frans en zijn beste Engels over vliegen en zeilen en
verrotte lichamen en hoe we zijn opgegroeid en of je te voet of met de auto
naar de waterkant gaat (met de auto gelukkig, we hadden het niet meer getrokken
om na het eten nog zo steil omhoog te klimmen). Hij denkt dat we morgen vast
wel een vluchtje kunnen maken dus ik ga ook maar op tijd slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten