Jamie probeert honderd liter water uit de Falcon te laten lopen |
En zo is het weer voorbij. Zelden was een vakantieweek zo
ontspannen. We deden niks want er was niks te doen, de zee was warm en met z’n
vijf-en-een-half (de half is het Zwitsertje) vormden we een precies-goeie
combinatie. Drie parapentejongens en drie hangglidingmeisjes, Australisch,
Iers-Aussie en Aussie-Italiaans, Amerikaans, Dutchie en little Swiss. Terwijl
wij een dag de rijke dames uithingen in Noosa Heads hebben de jongens het hele
huis schoner geboend dan hoe we het aantroffen. Michael smeerde ‘m de laatste
dag, ik at de kliekjes van de dag ervoor en wandelde daarna naar het sjieke
steakhouse waar de rest z’n eigen koe moest grillen op een hete steen.
Zaterdagochtend was de hele boel om acht uur klaar en Kathryn bracht mij en
Franco naar boven om te zien of het al vliegbaar was. Dom natuurlijk want ik
ken mezelf, ik start altijd te vroeg uit angst dat het later niet meer mogelijk
is. Drie keer stond ik ingehaakt op de start terwijl Franco honderden meters
boven het duin hing, en bedacht ik me. De laatste keer startte ik dan toch, de
wind was te cross en te licht en met iedere slag die ik maakte kwam ik lager
bij start terug. Voor een parapenter was het mogelijk om op de helling van de
zandverstuiving te soaren maar ik kon zo laag niet indraaien dus na de derde
slag moest ik besluiten of ik tot het laatst toe zou doorschrapen of naar het strand zou vliegen. Aangezien een groot
deel van het strand volledig onder water stond zou ik niet opgehaald kunnen
worden als ik zuidelijk uit zou zakken, dus ik stak naar het strand en maakte
een perfecte landing tussen de badgasten. Damon haalde me op en terwijl we aan
de lunch zaten zagen we Franco skyhigh over komen en even later stonden ook
Jamie en Kathryn op het strand.
Na een afscheidscoctail bonden we alle parapents en
harnassen en koffers op en in de auto en brachten we de jongens en Kathryn naar
het vliegveld. Direct daarna begon het te regenen. We vergaten het uur
tijdverschil tussen Queensland en NSW waardoor we veel te laat naar eten gingen
zoeken, gelukkig konden we nog net terecht in een onverwacht sjiek restaurant
in één of ander gehucht waar je normaal gesproken alleen een pub of een RSL zou
verwachten waar de puree met diepvriesdoperwten na acht uur niet meer
geserveerd wordt. Tot ons sjagrijn bleek het vooruit geboekte hotel gesloten
wegens een sterfgeval maar we hadden er toch niet kunnen slapen, de
reuzekikkers of padden maakten meer lawaai dan de roadtrains die ons op de
heenweg uit de slaap hadden gehouden. Al met al lagen we pas om twaalf uur in
een bed, en vanmorgen om vier uur barstte de moeder aller onweer los waarmee de
nachtrust ten einde kwam.
Net heb ik m’n auto bij Hairy Karl opgehaald en nu zit ik op
de bank bij Conrad, zonder plan en zonder vliegmaatjes – iedereen werkt. Ik wil
graag naar Carnarvon maar dat gaat me kapitalen kosten. Ik wil graag dat m’n
Litesport gefixt wordt maar niemand van de fabriek reageert op m’n berichten.
Ricky heeft me een trikeritje beloofd en ik ga nog bij Camos ouders langs, maar
voor het overige kan ik een maand lang in de tuin gaan liggen en helemaal niks
uitvoeren.