Ik kon duidelijk niet vliegen en het weer zag er ook niet
denderend uit, dus bleef ik bij Manfred terwijl hij z’n electrische swift
opbouwde. Terwijl we een beetje aan het dollen waren verloor ik een weddenschap
zodat ik zijn bier voor de avond moest betalen. Daarmee leek de dag wel zo’n
beetje gevuld, maar net toen iedereen op goal aankwam kreeg Jenny een
telefoontje van John McBride, die ergens in een boom hing. Ik bood aan om er
naar toe te gaan, en Babs kwam mee, en voor mijn doen nam ik nog best geruim de
tijd om na te denken en slimme dingen mee te nemen zoals m’n schoenen, kleding
waarmee ik in bomen zou kunnen klimmen, liters water en een boek. Waar ik niet
bij stilgestaan had was de weg naar boven: een soort Chabre startplaats maar
dan tien kilometer lang en het idee was dus dat ik over die kuilen en stenen
bijna loodrecht omhoog zou karren met m’n nieuwe banden en m’n veel te lage
luxewagen. Het was een kwestie van ogen dicht en gas geven, ik wist dat het
moment dat ik ook maar een heel klein beetje minder gas zou geven we met auto
en al achteruit zouden glijden. Dat gebeurde uiteindelijk vier kilometer voor
de plek waar John hing, dus ik zette de kar aan de kant en we strompelden naar
boven. Zo steil dat je met je neus je knieën bijna raakte. Gelukkig reed een
busje van de bergreddingsbrigade ons achterop zodat we in elk geval de laatste
twee kilometer niet meer hoefden te lopen. Ook voor de professionals was het
niet eenvoudig om te bepalen waar hij was. Ergens beneden ons, maar alles wat
we konden zien was dichte begroeiing van hoge dunne bomen, braamstruiken en
steekvliegen. Dankzij de reddingshelikopter kregen we uiteindelijk preciezere
aanwijzingen dan google maps kon geven. We volgden de redders steil naar
beneden, Babs op haar sandalen en ik met m’n lamme arm. Toen we hem eindelijk
vonden bleek John nog steeds kalm en niet al te erg gewond, maar hij hing hoog
en onbereikbaar in z’n harnas met de vleugel op de boomkruinen. Het kostte een
hoop overleg en klimpogingen voordat de pompiers uiteindelijk een ladder
brachten waarmee ze dichtbij genoeg konden komen om hem een touw aan te reiken
zodat hij zich enigszins kon zekeren, en met z’n harnas nog aan naar beneden
kon klimmen.
Terug boven op de weg moest John met de pompiers mee, en
kregen wij een lift naar m’n auto, zodat we ons slachtoffer weer kwijtraakten
en ondertussen had ik wel zijn telefoon. Het voelde niet goed om hem zonder
communicatie maar gewoon ergens in Perugia achter te laten, maar het had ook
niet veel zin om half Italië te gaan doorzoeken, dus we hoopten maar dat hij z’n
wedstrijdkaartje bij zich had zodat hij in ieder geval Jenny’s telefoonnummer had.
Wij gingen aan het bier en de hoognodige douche, en inderdaad had onze
crisismanager in no time van zich laten horen zodat Johnny Carr en Steve hem op
konden gaan halen in het ziekenhuis van Gubbio. Ondertussen had ik een avondje
uit met Manfred, Tom en Gary en een complete Oostenrijkse vliegfamilie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten