Eén van de raarste dingen in mijn vliegcarrière is de manier
waarop ik elke keer iets ongelooflijk debiels doe, precies op het moment dat ik
denk dat ik er eindelijk ben kwa landingstechniek. In Slovenië crashte ik na
twee jaar totale focus op het landen, in de landing die bedoeld was om de
periode af te sluiten. Condities waren perfect en ik voerde de landing mooi
uit, kwam knoerdhard en laag liggend in grondeffect en liet toen kennelijk m’n
blik naar de grond gaan waardoor ik ineens in de grond hapte en bijna over de
kop knalde. Toen ik een paar jaar later weer zelfvertrouwen terug had en twee
lastige, turbulente landingen op Doussard uitstekend had uitgevoerd en net weer
begon te denken dat ik de focus op landingen achter me zou kunnen laten,
scheurde ik m’n knieband. De condities waren perfect en het veld was leeg en ik
had mezelf hardop verteld dat ik me moest concentreren omdat het te gemakkelijk
was. Op final, nog maar tien of twintig meter boven de grond, kreeg ik een
soort brainfart en stuurde ik ineens naar het naastgelegen veldje waardoor ik
scheef op m’n voeten kwam en door m’n knie klapte. Afgelopen december in
Lanzarote voelde ik me de koningin – met de Spyder en goeie wind landde ik keer
op keer uitstekend. Tot ik in een nulwindlanding downhill alle tijd had om nog
een bochtje te draaien of m’n drogue te gooien en in plaats daarvan helemaal
niks deed, pas uitduwde toen ik al tegen een rots aan pletterde.
Het is dus duidelijk dat er iets in mijn hoofd mis gaat op
het moment dat het eigenlijk juist goed gaat. Alsof een deel van mij vindt dat
ik het niet goed màg doen. Het past kennelijk niet in m’n zelfbeeld en dat
negatieve stemmetje van ‘denk maar niet dat je zelfvertrouwen kan hebben’ wint
het van jarenlang ploeteren en focus en mezelf wijsmaken dat ik er ben.
Het stomme is dat ik het eigenlijk ook al jarenlang weet,
dat het zo werkt. En opnieuw, net als lang geleden toen ik nog veel last had
van uitzakangst, is dat besef niet genoeg om te weten hoe ik me er overheen
moet zetten. Dus doet mijn lijf het voor me: ik heb hier al zoveel dagen op m’n
eentje op de camping gezeten omdat ik een pols in het gips had, op krukken
rondstrompelde of nu mijn arm niet uit kan strekken zonder au te roepen. De
eerste keer, toen we hier het mooiste NK ever hadden en ik als startofficier
iedereen van de berg af stuurde, was traumatisch. Vaak hoopte ik stiekem dat
het slecht weer zou zijn zodat ik geen mooie dagen moest missen. Heel slecht
van me dus dat vertel je nooit, maar het was de enige troost. Deze week is voor
mij voor het eerst dat ik er redelijk tegen kan dat ik niet kan vliegen terwijl
de rest de berg op rijdt voor een prachtige dag. Ik geniet van de mooie
vluchten van de jongens, ik leer van hun briefings, ik vind het gezellig om
weer eens met Ropje op vakantie te zijn en ik verveel me geen moment met m’n
stapel boeken en m’n hangmat. Maar wat vooral helpt is het besef dat ik
waarschijnlijk nooit het niveau zal bereiken waar ik altijd naar heb gestreefd,
en meer nog het inzicht dat een vlucht meer of minder nauwelijks uitmaakt.
Natuurlijk is wel oefenen beter dan niet oefenen. Maar daar zit ‘m de kneep:
mijn vluchten waren altijd om te oefenen en er van genieten was een soort
bij-effect. Dat ben ik aan het omdraaien, ook dankzij de cursisten die dezelfde
vergissing maken en zichzelf daarmee hopeloos in de weg zitten. Door het bij
anderen te zien en te herkennen, en in
gedachten te bedenken wat ik tegen ze zou willen zeggen, instrueer ik eigenlijk
mezelf. Zin is goed, ongeduld niet. Analyseren wat er gebeurde is goed, excuses
zoeken niet. Bedenken waar je heen wil is goed, iets niet doen werkt niet.
En steeds de diepzinnige orakels van mijn grote heldin Pipi
Langkous in gedachten houden, waar Ropje me aan herinnerde: “ik heb het nog
nooit gedaan dus ik denk dat ik het wel kan.”
Ja, gaaf, mooi, en leerzaam en "o so true" en o ja - ook herkenbaar. Hier vind ik de tekst die ik bij je FB fotootjes mis. Veel plezier (vandaag en alle vluchten die komen gaan).
BeantwoordenVerwijderen