13 mei 2018

Als bergbeklimmen

Wat ik altijd goed heb gekund is mezelf een schop onder m'n kont geven, "niet kinderachtig doen", "kom op, even doorzetten". Het is altijd bevredigend geweest om mezelf totaal op te branden - niks zo frustrerends en onverdraaglijk als weten dat ik nog meer had gekund, verder had gekund, voelen dat er nog een beetje energie in m'n lijf had gezeten.
Wat ik altijd heb proberen te kunnen is mezelf beheersen, naar m'n lichaam 'luisteren' (nooit begrepen wat daar precies mee wordt bedoeld), mezelf in acht nemen en een beetje sparen zodat er in de toekomst ook nog iets mogelijk is. Een strenge innerlijke verpleegster maant mij om niet alles kapot te maken voor een miezerig hopje.
Bijna tegelijk. Als je niks probeert, lukt ook niks. Als je niet klaar staat om te starten, mis je het moment. Blijf vliegen, altijd doorvliegen richting het volgende keerpunt, er kan altijd toch nog een verlossend belletje komen. Kou, pijn, vermoeidheid, slaap, het hoort er gewoon bij en je moet niet zeuren. Maar ook, vanaf het begin, vanaf Mikes ongeluk: het risico om gehandicapt door te moeten leven is het me niet waard. Je verpest je lijf als je te ver gaat, te lang doorgaat, invaliderende blessures worden chronisch en onomkeerbaar.
Ik kan het nog steeds niet, 'gewoon' doen wat ik wel kan en daar dan van genieten. Ik denk altijd dat er nog wel meer kan, dat als het gemakkelijk is of pijnloos dat ik dan niet genoeg m'n best heb gedaan. Verschillende wijze mentoren (sommige half mijn leeftijd) hebben me gezegd dat ik moet stoppen met m'n best doen. Ik weet dat ze gelijk hebben. Maar ik weet niet hoe ik dat kan doen. Ik doe m'n best om te stoppen m'n best te doen...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten