21 augustus 2019

Weer uitgezakt



van de keerplek voor auto's naar de start is speciaal voor ons een voetpad aangelegd
de bombout
mijn landingshelling

Ik ben een greeny van niks want ik rij duizenden kilometers om een paar minuten te kunnen vliegen. En ik ben een feminist van niks want ik moet het toch echt aan de mannen overlaten om m’n vleugel op te laden. Ik weet wel dat het er niet om gaat of we hetzelfde zijn, dat zijn we duidelijk niet en het is geen schande dat ik minder sterk ben dan de kerels. Francoise vraagt ook altijd iemand anders om haar vleugel te sjouwen. Maar het helpt natuurlijk wel als je minstens even goed vliegt als de anderen, het maakt het iets overtuigender dat ik me als een prinses op de erwt gedraag en tegelijk toch gelijkwaardigheid verlang. Jammer dus dat ik er zo totaal niks van bak. Maar ik was toch wel superdankbaar dat de Tsjechen de eerste navette omhoog namen, waar mijn vleugel al op lag, om mijn vleugeltje alvast op de start voor me klaar te leggen. Ik hoefde alleen nog m’n harnas mee te nemen, Petr zat al te wachten om nog een paar anderen ook te helpen. Supergaaf. Zeker aangezien ik bepaald de enige niet ben met flinke rugklachten. Laurent denkt dat ie een wervel verschoven heeft bij het optillen van z’n vleugel, net als Seppi vorige maand, en Serge en Francois-K-2 lopen met net zulke korsetjes rond als ik.
Er was gewaarschuwd dat het window kort zou zijn en dat er ‘laag’ (de start ligt op 2060 meter en het dorp met het bombout veld op 1680) weinig termiek zou zijn. Ik moest natuurlijk wel voor het window starten, en de parapenters bleven al hangen dus dat leek me te doen. Ik kwam ook wel een paar keer boven start uit, maar ik krijg iedere keer de zenuwen van de nogal glooiende helling en de ogenschijnlijk forse afstand tot het eerste landbare terrein. Zodra ik meende dat ik te diep zat, probeerde ik het niet meer maar draaide ik naar de bombout van Targasonne. Ik had het veld niet van dichtbij gezien maar je kon vanaf de start de windzak zien, dus dat leek me wel in orde. Het bleek echter een nogal glooiend terrein en de wind was bijzonder licht en draaierig, en ik deed een stom circuit zodat ik veel te hoog uitkwam. Zelfs met m’n droguechute maakte ik een enorme overshoot, om nog net naar rechts een hellingkje op te draaien. Van Ropje heb ik onthouden dat je nooit overschiet als de rand van de helling boven jezelf is, daardoor raakte ik net niet in paniek en kwam ik er met een milde nose-in vanaf. Maar iedereen had het natuurlijk gezien en ik blijf ook zelf verbijsterd dat ik het na al die jaren nog steeds zo slecht doe. In wezen kan ik gewoon m’n glijhoek en afstanden en hoogtes totaal niet inschatten. Ik weet nog steeds niet of dat komt door  m’n slechte ogen, mislukte hersens of toch gewoon angst. Maar voor mij is het nooit een voordeel om in een nieuw gebied te vliegen, en al helemaal niet als het eerste fatsoenlijke landingsterrein vijf kilometer verderop ligt met zo te zien bar weinig hoogteverschil. Dat iedereen met z’n topless bezweert dat zij het op glij halen bij weinig wind geeft me nauwelijks vertrouwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten