Een nadeel van rondhangen op het landingsterrein met m’n
opvallende brace en krukken is dat ik veel te veel mensen spreek met ervaring
of beroepsmatige deskundigheid op het gebied van kapotte knieën. Waardoor ik
een duidelijk beeld heb van de komende zomer: bij de meest meevallende diagnose
(geen compleet doorgescheurde kruisbanden, geen schade aan de meniscus) red ik
het misschien met veel rust, fysiotherapie en training en kan ik binnen drie
maanden weer starten en landen. Als het een operatie wordt kijk ik tegen zes
maanden aan. Ik zou de hele dag wel willen janken. Dus ik probeer maar mee te
genieten met de mooie meisjes die dolblij naar beneden komen na fantastische
vluchten, ik maak grapjes in m’n steeds betere Frans met Michel en ik babbel
gezellig over koetjes en kalfjes met de Duitse buren. Maar ik ga het vonnis van
de dokter met grote angst tegemoet. Nog nooit is het zo erg geweest. Toen ik m’n
pols brak, en dat was sowieso toen ik al m’n beste seizoen ooit gevlogen had,
stond ik na tien weken alweer op de Chabre. M’n ribben: drie dagen later en
zwaar verdoofd door de pijnstillers vloog ik de Kennedystart van Bar sur Loup.
M’n hand: zes weken. In mijn twintig vliegjaren heb ik zo’n vier seizoenen en
al m’n zelfvertrouwen verloren aan blessures en lang leek het er op dat het
elke keer een beetje slechter ging. Maar net nu, net sinds vorige zomer,
Lanzarote, de eerste lier- en sleepdagen in het voorjaar, voelde ik me echt
honderd procent op de weg terug. Heerlijke vleugel, ik ben fit en mentaal op
orde, nieuwe vliegvriendjes om mee op stap te gaan. Gotverdegotver wat voel ik
me zwaar belazerd door een bedonderd lijf! En wat is dit eenzaam.
Vliegvriendjes sympathiseren maar gaan vooral door met lekker vliegen,
natuurlijk. Daarmee ongewild inwrijvend wat je mist als je niet mee kan doen.
En niet-vliegende vrienden doen hun best om je te troosten met hun evidente
onbegrip: ach wat is nou één seizoen, een paar maanden, je vliegt altijd al zo
veel... Als het iemand anders treft weet ik ook niks beters te verzinnen dan
het herstel in het vooruitzicht te stellen, of misschien een tandemvlucht, of
dan toch de gezelligheid en eindelijk eens de tijd om de andere dingen te doen
waar je nooit aan toekomt als het mooi weer is. Maar dan weet ik ook hoe lam
dat is, hoe vals het klinkt als je roept “ik moet nu ophangen hoor want de
navette vertrekt zo”. Uiteindelijk weten we allemaal dat niks het gebrek aan
vliegen kan compenseren. En dat er geen schuldgevoel groter is dan je eigen
had-ik-maar-wetenschap.
Je hoopt natuurlijk dat je na een blessure het kunt oplossen met fysiotherapie en veel rust. Helaas is dat niet altijd het geval.
BeantwoordenVerwijderen