31 januari 2016

Beurs


flightsimulator

Elke ochtend, maand in maand uit, ben ik een uur bezig met fysio-oefeningen voor m’n enkels, m’n knie, m’n schouder. Ik sta onder behandeling van een fysiotherapeut, een sportarts en een orthopeed en de huisarts checkt bij gelegenheid hoe het gaat. Voor de prijs van een half maandsalaris heb ik podotherapeutische zooltjes, een op maat gestelde brace, doodenge prikken en pillen.
Spuit elf heeft aan een half woord genoeg om exact te weten wat ik mankeer en op basis van hoogstpersoonlijke ervaringen met vergelijkbare kwaaltjes begint hij omstandig uit te leggen wat ik ‘moet’ doen om in no time weer vliegfit te zijn. De helft van mijn overigens lieve medepiloten, deskundig als techneut of ict-er of iets administratiefs maar op geen enkele manier medisch onderlegd, is er van overtuigd dat ik zit te wachten op hun bijzondere inzichten betreffende mijn blessures. Meestal dezelfde helft die nooit m’n blog of facebook leest en verwacht dat ik mijn vakantierelaas gewoon voor de tachtigste keer nog eens opnieuw vertel. Ach het is bedoeld om belangstelling te tonen en om gewoon een aardig babbeltje te doen. Dat is ook de grote pret van de beurs, die alleen maar beurs heet omdat het decor bestaat uit standjes van schoolhouders en dealers die op nieuwe klanten hopen maar eigenlijk een uitstekend excuus is voor de jaarlijkse reunie van het slinkende ledenbestand.
De lokatie is veranderd, van de modderige tent op Terlet via de sporthal Wageningen naar een gigantische hal in Warmond zodat ik op de fiets kan. Het spullenaanbod is veranderd, in plaats van een paar beschimmelde ouwe harnassen op de schragen in het midden ziet alles er even glimmend en professioneel uit en zijn de meeste gadgets alleen maar leuk voor parapenters. De piloten zijn veranderd, de meesten zijn nu parapenters. Maar de essentie blijft: ongelooflijk nat koud en grijs pokkeweer, en uren in de rondte kletsen tussen in- en uitgang, en dan als je vertrekt alsnog een paar uurtjes aan de bar blijven hangen en weer een paar nieuwe vliegmaatjes ontmoeten. Ik heb het een paar keer gemist omdat ik in Australië was, maar het blijft één van de leukste evenementen van het jaar.

29 januari 2016

Maasvlakte op een doordeweekse dag


Gijs
Nog een keer Gijs
 

Een perfecte weersvoorspelling, een oproepje van Djenghiz en de voorspoedige afronding van zaken op mijn werk kwamen mooi samen, dus precies om één uur parkeerde ik bij het ZZW-duintje op de Maasvlakte. Laag duintje en veel te vlak aan de soarkant, maar juist de achterkant waarlangs je je spullen omhoog moet sjouwen is bijna loodrecht geworden en dan ook nog mul zand. Ik was dan ook enorm dankbaar dat Djenghiz m’n vleugel voor me naar boven bracht, en ook de rest van de middag keer op keer kwam helpen. Het waaide nèt niet hard genoeg, het duin is nèt niet steil genoeg en dan staan er ook nog van die zandvangende hekjes aan de voet van het duin precies op de plek waar je neerkomt als je uitzakt. Bij mijn tweede poging kon ik wel een paar slagen maken en kwam ik zelfs even boven starthoogte uit, maar zo laag durfde ik geen al te strakke bochten te draaien zodat ik bij elke bocht een paar meter verloor. Het lukte Sander ook niet echt en ook Djenghiz zakte uit. De wind kwam ook nog ietsje van links dus toen ik hem richting het ZW-duin zag lopen dacht ik dat hij van plan was om bij het kunstwerk te starten, dus ik toog er achteraan. Met m’n harnas aan, vleugel richting wind en pakspullen en helm aan de kiel was het nogal moeizaam en toen ik de hoek om kwam zag ik dat ze helemaal doorgelopen waren naar het hoge duin. Ik overwoog even om terug te gaan, in te pakken en met de auto naar boven te rijden, maar gelukkig kwam Djenghiz me alweer helpen. Ik startte halverwege, na Sander die al een paar honderd meter hoog hing te juichen. Het was inderdaad een feest ook al zijn er gemene gaten in het duin geslagen door de stormen van de afgelopen maanden. Er waren maar weinig kitesurfers dus het viel mee met de turbulentie die we van hun schermen krijgen. Ik bekeek uitvoerig de plek bovenop waar Jaap vaak toplandt, het was helemaal leeg en er was nauwelijks verkeer en in deze lucht moest het goed te doen zijn. Maar met al die paaltjes en borden en hekken durfde ik het toch niet aan om een toplanding te proberen, zeker niet omdat m’n schouder toch weer begon te zeuren. Dan maar proberen te landen in de hoek halverwege, waar ik een paar maanden geleden drie of vier landingen heb gedaan. Ook dat lukte niet en ik merkte nu goed hoe weinig kracht ik in m’n linkerarm had. Het deed ook flink pijn inmiddels dus ik plantte m’n Fun braaf op het vlakke strand, waar ik gelukkig een parapenter Erin trof die me hielp m’n spullen naar boven te dragen.
Sander en Gijs vlogen nog een paar uur door, tot ver voorbij het ehbo-huisje en weer terug. Tegen de tijd dat we de laatste vleugel op de auto legden was het bijna donker en flink koud. Heerlijk nagloeiend reed ik in een half uurtje over de nieuwe weg naar huis.
Het is geen Newcastle maar ook een dagje Hollands bikkelen doet een mens goed.

18 januari 2016

Uit het oog...

Herinneringen vervagen en vervormen. Vriendschap moet je blijven verversen, elkaar zien, meemaken, spreken, samen dingen doen. Facebook en skype helpen de relatie in stand te houden, maar wel in bevroren toestand, alsof Titatovenaar in z’n handen heeft geklapt. Daarom wilde ik zo dringend terug naar Australië na de dood van Adam, omdat het niet te harden is iemand te verliezen die zo dierbaar is terwijl de vriendschap op stand by stond. Daarom vind ik het zo erg dat ik sommige vrienden toch nog veel te weinig zie als ik down under ben. Maar daarom zou ik toch m’n parallelle leven in Den Haag niet op willen geven, er zijn hier teveel mensen waarmee skypevisite en eens in de paar jaar logeren ontoereikend zouden zijn.

12 januari 2016

Afscheid



Afscheid nemen is iedere keer weer raar. Je bedenkt allerlei diepzinnige dingen om te zeggen maar uiteindelijk is het een knuffel en weglopen. Alles wat je had willen zeggen had je eerder moeten doen. Alleen het afscheid van Cameron en Lyn was goed, maar hen heb ik eerder deze vakantie eigenlijk niet gezien. Bij Selmsey moest ik plotseling snel weg om een herhaling van drie jaar geleden te voorkomen, toen Adam m’n auto voor de deur zag staan. Ik dook de oceanpool in en gebruikte de rest van de dag om m’n bagage in orde te brengen, een beetje te lezen, af en toe een beetje in de golven te plonzen maar veel kon je niet doen want er stond een enorm sterke stroming. Het was fijn dat Fluffy langs kwam maar ze was doodop. Daarna een uurtje met nogal lastige Maya en Indigo en Anoucha die zich luidkeels over Conrad  beklaagde terwijl hij eten voor haar stond klaar te maken. Het werd pas weer ontspannen bij Nicola en even later stonden we met z’n drieën op Scenic naar het onweer te kijken en leven en dood te bespreken.
Om half zes draafde ik over het strand naar de oceanpool voor een allerallerallerlaatste zwempartij, de zon kwam pas boven de horizon toen ik terug bij Conrad was. Ik kon rustig ontbijten en toen met Hairy Karl naar Sydney rijden om m’n vleugel af te leveren. Dat verliep vlotjes en vriendelijk, deze agent ga ik vaker gebruiken. Om de tijd te doden en afscheid te nemen zochten we een espressobar op, waar een lief meisje me veel te weinig rekende en toen ik zei dat het niet kon kloppen zo goedkoop zei de eigenaar dat ik het moest laten zitten. In ruil voor een praatje, altijd. Australiërs zijn werkelijk de hartelijkste en behulpzaamste en vriendelijkste mensen op aarde. Toen ik gisteren met een ingezeepte auto bij de carwash weg wilde rijden omdat m’n munten op waren, stopte een jonge knul me een paar dollar in handen. Dat soort dingen.
Tussen ingang en gate kostte maar anderhalf uur dit keer, ik kan rustig proberen m’n internetcredit op te googlen en dan begint het boarden. Achtentwintig uur, en ik ben nu al plakkerig.

10 januari 2016

Op weg naar huis



Tien weken, en het was bij lange na niet genoeg. Niet genoeg gevlogen, niet genoeg van m’n vrienden gezien, niet genoeg om de toestanden van m’n werk te vergeten. Heerlijk om zon te hebben, leuke mensen, non-stop met vliegen bezig zijn, genieten van schitterend landschap in de avondzon met een biertje en gezelligheid.  Ik was van plan om afscheid te nemen na de briefing maar toen Glen zei dat ik duidelijk een knuffel nodig had begon ik te bleren. Ik vluchtte het pand en het dorp uit, snikkend tot voorbij Orange. Deels omdat ik zou willen dat het nooit voorbij was. Deels omdat ik op m’n vingers na kan tellen dat minstens één van de piloten daarbinnen er niet meer bij zal zijn, de volgende keer dat ik hier kom. Deels omdat ik altijd weer denk dat dit de laatste keer was.
We gingen een stukje peddelen vanmorgen, ook al voelde ik meteen dat dat inderdaad de oorzaak van m’n schouderpijn is. Het was te verrukkelijk om te stoppen, terwijl Camo en Lyn het meer overstaken peddelde ik er langzaam achteraan. Ik nam fotoos van hen, van een pelikaan, selfies in m’n hippe bikini, de rivier. Net toen ik na een uurtje een grote bocht nam om netjes in te parkeren, haakte m’n vin achter een tak en viel ik voor het eerst sinds ik heb leren SUPen in het water. En m’n camera ook. Het water was supermodderig door alle regen en overstromingen van de afgelopen week, je kon letterlijk geen hand voor ogen zien. Een uur lang probeerde ik op de tast in de modder m’n camera terug te vinden, lastig omdat ik voortdurend naar boven dreef zodat het onmogelijk was om de bodem een beetje systematisch af te tasten. Ik had net tegen Lyn gezegd dat ik hoopte de camera te verliezen zodat ik met goed fatsoen een betere kon kopen, dus ik ben er niet overdreven kapot van. Het was wel grappig eigenlijk en ik ging er toch wel van uit dat ik ‘m uiteindelijk terug zou vinden, maar niet dus.
De rest van de middag zou ik eigenlijk moeten gebruiken om m’n spullen uit te zoeken: alles wat terug moet naar Kath, naar Camo, naar Conrad; spullen die in de kist gaan, spullen die ik bij Camo op zolder bewaar, spullen die in m’n incheckbagage moeten en spullen voor m’n handbagage. Jezus wat een uitgezoek. Maar het is te heerlijk en te zondags en bovendien is het niet de bedoeling dat iedereen weet waar ik uithang vanavond dus ik treuzel en babbel en dan duiken we nog maar weer eens het zwembad in en voel ik of m’n was al droog is.

07 januari 2016

Recordtaak



Vandaag de langste taak ever in een wedstrijd, 365 km naar Walgett dichtbij de grens met Queensland. Ongelooflijk. En de lucht zag er supermooi uit en morgen is m’n allerlaatste dag. Maar m’n schouder doet teveel pijn en ik durf niet nog een keer te landen in zoveel wind. In plaats daarvan beloofde ik Dick om voor hem te rijden, hielp ‘m om op tijd op te bouwen en toen douwde Vicki me een clipboard in m’n handen en moest ik de piloten de dollies op commanderen. Het was superstress omdat er van twee startrijen één gemaakt moest worden, er voortdurend mensen landden voor een reflight die na tien plaatsen ingevoegd moesten worden en ondertussen dustdevils door de vleugels joegen en zenuwachtige piloten zich druk maakten over de exacte volgorde in de rij. En dan nog voortdurend mensen die kwamen vragen wat hun nummer was, anderen die hulp aanboden of wilden weten hoe ver we al waren. Twee uur lang drilsergeant spelen, ik vond het wel leuk eigenlijk maar ook wel genoeg. Het verliep wonder boven wonder redelijk dankzij de ervaren dollydames en de brave piloten. Ik moest er een paar naar het einde van de rij sturen omdat ze niet klaar waren en tot m’n verdriet had ook Bruce z’n harnas nog niet dicht toen zijn dolly kwam. Ik had net Peter Adriaans naar achter gestuurd dus ik kon Bruce geen voorkeursbehandeling geven, maar het was wel pijnlijk en hij mopperde hevig dat niemand ‘m had gewaarschuwd enzo. Ik hoop zeer dat hij één van de 23 is die goal hebben gehaald. Net als Noma, die na drie of vier keer starten als laatste de lucht in ging.
Toen alleen de Hogans en een vrijvlieger over waren sprong ik in Dicks auto, de meest oncomfortabele onzinauto ever. Een jeep waar maar één piloot in past. We hadden geen radiocontact en hij heeft geen livetracker, dus ik stelde de tomtom in op Walgett, 470 km rijden. Dat zou nachtwerk worden als ie het zou halen, of nog erger als ik er heen zou rijden en hij ondertussen ergens anders zou landen of een lift zou krijgen. Tot m’n opluchting belde hij toen ik in Dubbo stond te tanken, hij was in Trangie naast de weg geland om mij te ontzien. Toch nog 170 km. Op de terugweg zochten we een restaurantje in Parkes, waar het Elvisfestival gaande is. Enorm grappig en gemoedelijk, iedereen verkleed als Elvis en overal Elviskaraoke en Elvisposters. Om half negen waren we thuis en gedoucht zodat we slapen voordat de teams thuiskomen en wij ons moeten verbijten omdat we niet de helden van de dag zijn.

Vandaag de langste taak ever in een wedstrijd, 365 km naar Walgett dichtbij de grens met Queensland. Ongelooflijk. En de lucht zag er supermooi uit en morgen is m’n allerlaatste dag. Maar m’n schouder doet teveel pijn en ik durf niet nog een keer te landen in zoveel wind. In plaats daarvan beloofde ik Dick om voor hem te rijden, hielp ‘m om op tijd op te bouwen en toen douwde Vicki me een clipboard in m’n handen en moest ik de piloten de dollies op commanderen. Het was superstress omdat er van twee startrijen één gemaakt moest worden, er voortdurend mensen landden voor een reflight die na tien plaatsen ingevoegd moesten worden en ondertussen dustdevils door de vleugels joegen en zenuwachtige piloten zich druk maakten over de exacte volgorde in de rij. En dan nog voortdurend mensen die kwamen vragen wat hun nummer was, anderen die hulp aanboden of wilden weten hoe ver we al waren. Twee uur lang drilsergeant spelen, ik vond het wel leuk eigenlijk maar ook wel genoeg. Het verliep wonder boven wonder redelijk dankzij de ervaren dollydames en de brave piloten. Ik moest er een paar naar het einde van de rij sturen omdat ze niet klaar waren en tot m’n verdriet had ook Bruce z’n harnas nog niet dicht toen zijn dolly kwam. Ik had net Peter Adriaans naar achter gestuurd dus ik kon Bruce geen voorkeursbehandeling geven, maar het was wel pijnlijk en hij mopperde hevig dat niemand ‘m had gewaarschuwd enzo. Ik hoop zeer dat hij één van de 23 is die goal hebben gehaald. Net als Noma, die na drie of vier keer starten als laatste de lucht in ging.
Toen alleen de Hogans en een vrijvlieger over waren sprong ik in Dicks auto, de meest oncomfortabele onzinauto ever. Een jeep waar maar één piloot in past. We hadden geen radiocontact en hij heeft geen livetracker, dus ik stelde de tomtom in op Walgett, 470 km rijden. Dat zou nachtwerk worden als ie het zou halen, of nog erger als ik er heen zou rijden en hij ondertussen ergens anders zou landen of een lift zou krijgen. Tot m’n opluchting belde hij toen ik in Dubbo stond te tanken, hij was in Trangie naast de weg geland om mij te ontzien. Toch nog 170 km. Op de terugweg zochten we een restaurantje in Parkes, waar het Elvisfestival gaande is. Enorm grappig en gemoedelijk, iedereen verkleed als Elvis en overal Elviskaraoke en Elvisposters. Om half negen waren we thuis en gedoucht zodat we slapen voordat de teams thuiskomen en wij ons moeten verbijten omdat we niet de helden van de dag zijn.

Vandaag de langste taak ever in een wedstrijd, 365 km naar Walgett dichtbij de grens met Queensland. Ongelooflijk. En de lucht zag er supermooi uit en morgen is m’n allerlaatste dag. Maar m’n schouder doet teveel pijn en ik durf niet nog een keer te landen in zoveel wind. In plaats daarvan beloofde ik Dick om voor hem te rijden, hielp ‘m om op tijd op te bouwen en toen douwde Vicki me een clipboard in m’n handen en moest ik de piloten de dollies op commanderen. Het was superstress omdat er van twee startrijen één gemaakt moest worden, er voortdurend mensen landden voor een reflight die na tien plaatsen ingevoegd moesten worden en ondertussen dustdevils door de vleugels joegen en zenuwachtige piloten zich druk maakten over de exacte volgorde in de rij. En dan nog voortdurend mensen die kwamen vragen wat hun nummer was, anderen die hulp aanboden of wilden weten hoe ver we al waren. Twee uur lang drilsergeant spelen, ik vond het wel leuk eigenlijk maar ook wel genoeg. Het verliep wonder boven wonder redelijk dankzij de ervaren dollydames en de brave piloten. Ik moest er een paar naar het einde van de rij sturen omdat ze niet klaar waren en tot m’n verdriet had ook Bruce z’n harnas nog niet dicht toen zijn dolly kwam. Ik had net Peter Adriaans naar achter gestuurd dus ik kon Bruce geen voorkeursbehandeling geven, maar het was wel pijnlijk en hij mopperde hevig dat niemand ‘m had gewaarschuwd enzo. Ik hoop zeer dat hij één van de 23 is die goal hebben gehaald. Net als Noma, die na drie of vier keer starten als laatste de lucht in ging.
Toen alleen de Hogans en een vrijvlieger over waren sprong ik in Dicks auto, de meest oncomfortabele onzinauto ever. Een jeep waar maar één piloot in past. We hadden geen radiocontact en hij heeft geen livetracker, dus ik stelde de tomtom in op Walgett, 470 km rijden. Dat zou nachtwerk worden als ie het zou halen, of nog erger als ik er heen zou rijden en hij ondertussen ergens anders zou landen of een lift zou krijgen. Tot m’n opluchting belde hij toen ik in Dubbo stond te tanken, hij was in Trangie naast de weg geland om mij te ontzien. Toch nog 170 km. Op de terugweg zochten we een restaurantje in Parkes, waar het Elvisfestival gaande is. Enorm grappig en gemoedelijk, iedereen verkleed als Elvis en overal Elviskaraoke en Elvisposters. Om half negen waren we thuis en gedoucht zodat we slapen voordat de teams thuiskomen en wij ons moeten verbijten omdat we niet de helden van de dag zijn.