29 juni 2014

Niet vliegen



Het zat er al een jaar aan te komen, en ik was na m’n lang verlof sowieso op zoek naar een plek waar ik beter uit de verf kom, maar nu m’n functie definitief wordt opgeheven spookt het toch door m’n hoofd. Het is goed dat ik hier ben en niet op kantoor, makkelijker om afstand te nemen en goed te overwegen wat echt belangrijk is. Maar al malend en piekerend kom ik steeds uit bij hetzelfde: ik wil niks liever doen dan het werk dat ik nu doe, en m’n baan geeft me de beste gelegenheid om voldoende te vliegen. De balans is ideaal, ik zou wel iets meer willen vliegen maar ik zou niet ander werk willen doen. Nou ja, ik kom er wel weer overheen, maar op dit moment is het toch een harde klap. Ook al ben ik bepaald niet de enige en ben ik ook niet het slechtste af. Mario is vijftien jaar lang door het leger betaald om wedstrijden te vliegen, maar sinds een paar jaar doen ze dat niet meer en nou heeft ie een baan waar ie ongelukkig van wordt. Pedro is ontslagen vanwege z’n ziekte, en de Spaanse sociale zekerheid houdt niet over. Mart en Heather sappelen. Er zijn er nog wel een paar met slechte verhalen, en we zijn allemaal 45-plus. En de vleugels worden niet goedkoper.
Maar voor dit moment gaat het niet om baan, werk, inkomen. Het regent, het heeft de hele nacht gegoten en de wolken hangen nog op dakhoogte. Gisteren was het droog maar woei het hard. We hebben ruim drie uur besteed aan het tunen van m’n harnas: knoopje leggen, hangen, angle omhoog angle omlaag. Mario is heel precies en erg bezorgd om veiligheid, het was één en al tuttuttut om mijn slordigheid. Touwtjes bijna doorgesleten, oude boterham in een zijvakje, angle-of-dangle-touw te lang. Waarschijnlijk heb ik de buttlever nooit echt gebruikt want ik kon er nauwelijks bij. Hij gelooft dat ik nu veel beter zal termieken omdat ik makkelijker omhoog kom.
’s Avonds was er barbequ en een band in het hoofdkwartier. De band speelde alleen maar Beatles en dat ook nog in een deprimerend tempo, dus om een uur of tien wandelde ik terug naar m’n tent. Net op tijd voor de eerste druppels.
Nu weer terug op hq, de briefing is twee keer een uur uitgesteld, het wordt weer zo’n hangdag waarop je aan het eind niet weet wat je in godsnaam gedaan hebt. Kletsen, bloggen, koffie drinken. Misschien eet ik vanavond weer met de Spanjaarden, die hebben een fijn balkonnetje aan hun hut.

27 juni 2014

Derde bombout



Steeds dieper bungel ik onderaan de scoringlijst. Gisteren was het huilen, vandaag heb ik vooral zin om iemand dood te slaan ofzo. Mezelf. De hele vlucht duurde misschien twintig minuten, en ik ben rechtstreeks van de start naar hq gevlogen. Zoals altijd draaide ik eerst fijn met Jamie omhoog, tot 1800 meter, bleef daarna een tijdje rondeikelen terwijl anderen wel hoger kwamen, en vond uiteindelijk de enige heftige sink in het hele gebied. Binnen seconden zat ik zo’n honderd meter onder start en ik had geen idee hoe hoog ik weg zou moeten steken om nog veilig de bombout te halen. Maar ik had er ook geen enkele fiducie in dat ik nog weer omhoog zou kunnen krabbelen. Ik kwam dus veel te hoog aan maar ik geloof niet dat ik het met langer pielen wel gered zou hebben. M’n landing was goed.
Inmiddels realiseer ik me dat ik gewoon niet goed termiek. Meestal ga ik goed omhoog met iedereen, tot een inversie, en daar kan ik dan vaak maar met grote moeite doorheen. Zodra ik strakker moet centreren gaat het mis, ik draai vlakke grote wijde bochten. Daarmee voel ik het beste wat de lucht doet, en als ik strakker moet draaien dreig ik al gauw in de bocht te vallen en heb ik het gevoel dat ik nauwelijks nog controle heb. Dat gaat goed als ik de ruimte heb, maar niet hier.
Ergens is het vooruitgang. Tot nu toe was m’n enige relevante probleem m’n landingsstress. Pas nu het landen best aardig gaat begin ik me druk te maken om het volgende probleem, beter termieken. Daarna komt tactiek, route kiezen, versnellen en vertragen.

Stom


Kathryn landt op Planfet


Fantastische voorspelling, prachtige lucht, lange taak. Met Jamie draaide ik mooi omhoog tot 2200 meter. En toen was het over. Terwijl iedereen verder naar wolkenbasis draaide, zakte ik uit, krabbelde een paar honderd meter terug, zakte weer, enzovoort. Anderhalf uur lang. Ik zocht overal tussen start en wolventanden, werd onderweg twee keer bijna aangevlogen door een sportsclass en kreeg klappen in de turbulente windshear, moest me zien te handhaven tussen meer dan twintig parapents. Zonder wolkenbasis was ik niet bereid naar het keerpunt te vliegen, en door de drukte bij de start weggejaagd vloog ik uiteindelijk zonder veel hoop richting Planfait, waar ik inderdaad uitzakte.
Het duurde een hoop tranen en heen-en-weer praten voor ik een idee had wat er gebeurd was. Ik bedacht wat Cameron gezegd zou hebben: ik ben niet assertief genoeg, laat me de bel uitdrukken. Zeker als het druk is draai ik wijde, vlakke bochten en daarmee red je het niet op zo’n dag met kleine felle bellen.
’s Avonds bespraken we uitvoerig onze twijfels, angsten, tekortkomingen. Het helpt om te horen dat Kathryn en Jamie vergelijkbare ervaringen hebben, je voelt je toch minder stom als gerespecteerde piloten net zo onzeker blijken te zijn. Mannen doen dat veel minder, die besteden de halve avond aan het navertellen van hun slimmigheden of hun spannende momenten waar ze zich knap uit hebben gered. Ook leerzaam, maar het maakt nog onzekerder over je eigen capaciteit.
Ik kom steeds terug op een paar lessen van Jan Huibers: geen negatieve dingen bedenken, in plaats daarvan focussen op wat je wel wil doen. Hardop tegen jezelf praten: “kijk naar het poa, vlieg de vleugel, snelheid!” Accepteren dat ik het soort piloot ben dat ik ben. Dat betekent: altijd kiezen voor de conservatieve optie, mezelf nooit in een positie brengen waarin ik verschrikkelijk bang ben, en dus de taak de taak laten. En dan proberen om me niet gefrustreerd of ongelukkig te voelen omdat alle anderen verder vliegen dan ik.