30 oktober 2021

Gebroken been

 

Het hele herstelproces is harstikke interessant – van echt gips via van dat kleurenspul, steeds een paar centimeter minder en dan een scharnierbrace; van wondherstel naar beweging naar helemaal lopen – maar eigenlijk is het mentale proces zeker zo boeiend. In het ziekenhuis had ik zoveel pijn en was ik zo suf van de morfine dat ik volstrekt passief alleen maar in m’n bed lag. Hooguit zapte ik wat langs de franse zenders met natuurfilms maar ik was niet eens in staat om te lezen. Hoe ik eruit zag of wat ik te eten kreeg maakte nauwelijks uit, als ik m’n tanden maar kon poetsen. Ik was blij met de hulp en verzorging die ik kreeg maar eerlijk gezegd aanvaardde ik dat allemaal alsof het volkomen vanzelfsprekend was. Enkel de gedachte aan mensen in de rest van de wereld die géén verzorging krijgen maakte me dankbaar.

Pas toen ik thuis nog altijd honderd procent afhankelijk bleek van vrienden en buren en nog langdurig ook, begon ik me steeds ongemakkelijker te voelen. Ik ben superblij met alle hulp, zonder de buren had ik niet eens thuis kunnen zíjn, maar ik voel me er tegelijk vervelend bij. Mensen blijven week in week uit voor me opdraven alsof ik een prinses op de erwt ben, waardoor je een beroep op vriendschap doet wat niet persé klopt met de eigenlijke aard van die vriendschap. Gezellig bij elkaar eten, kletsen en af en toe eens een hand uitsteken naar elkaar is toch duidelijk anders dan alsmaar vragen of mensen een pak halfvolle melk voor je willen meenemen en de vuilnis buiten zetten. Als P me door het Haagse Bos duwt zit voel ik me gewoon schuldig dat ik niet een beetje meewerk. Het is niet samen wandelen maar hij die zich inspant om mij uit te laten.

De eerste paar weken, net toen het fantastisch vlieg- en fietsweer was en heel facebook overstroomde met schitterende vluchten op alle continenten, kon ik vrijwel niks. Het deed niet eens heel veel pijn om alwéér te moeten zien hoe ik een compleet seizoen moest missen, ik schakelde mentaal gewoon af alsof ik geen deltapiloot meer ben. Berichten over topvluchten bekeek ik alsof ik ver in de tachtig ben en vliegen alleen nog een mooie herinnering. Naarmate ik weer meer kan en meer energie krijg en een steeds grotere drang tot actie is het weer slechter geworden dus over gemiste vliegkansen hoef ik niet meer te treuren. Al zou ik graag weer met Francoise naar Lanzarote zijn gegaan maar dat lijkt voorlopig geen goed idee.

Inmiddels kan ik mezelf bijna niet meer bedwingen om iets te doen. M’n huis opruimen, werken, ramen lappen. Een feestje organiseren. Winkelen. Ik kan nog niks en ik mag nog niks behalve fysio dus dat doe ik fanatieker dan een sporter op weg naar de Olympische Spelen. Drie, vier keer per dag lig ik een uur met m’n benen te zwaaien en gelukkig kreeg ik applaus van de therapeut. De orthopeed was nog voorzichtig maar volgens de fysiotherapeut is fietsen voor december haalbaar, dus nu heb ik eindelijk een ambitieus doel waar ik actief voor kan trainen. Het weerhoudt me mooi van domme acties als op stoelen klimmen om de bovenste plank af te stoffen.

Ik heb de illusie dat ik door deze maanden van wachten geduld en aanvaarding heb geleerd. Maar inmiddels herken ik de tekenen van mijn normale zelf: niks aanvaarding ik word steeds ongeduldiger, wil steeds meer ondernemen, ben steeds minder bereid om zaken uit te stellen. Vliegen duurt misschien nog een paar wintermaanden, maar ik zal m’n fietsbanden maar vast oppompen.  

10 oktober 2021

Opgesloten in de comfortzone

De eerste vijf weken ging het best. Heel blij met alle hulp, hulpmiddelen en mijn eigen onverwachte mogelijkheden richtte ik me op de dag dat het gips er af zal gaan. Ik had het erg druk met dagelijks leven en fysio-oefeningen en bezoek en rolstoeluitstapjes naar het Haagse Bos in het schitterende herfstweer. Aangezien ik de relativiteit van een paar weken ongemak wel inzie, en aangezien ik nog net een pietsie contact met m’n werk hou, bleef ik er vrolijk onder.

De Grote Deceptie kwam toen de bedrijfsarts me duidelijk maakte dat ik heus nog niet op de fiets zal kunnen springen als het gips eraf is. Het kwartje viel toen eigenlijk pas, het besef dat ik nog maanden zal lopen tobben. En sowieso de komende paar weken kan ik nog altijd vrijwel niks. Ik kan niet zelfstandig naar buiten. Ik kan niet echt werken. Ik kan nauwelijks een serieus boek lezen. Ik kan niet sporten en ik kan niet al m’n rugfysio-oefeningen doen. Ik kan niet lang schrijven. Ik kan niet lopen, niet zitten, ik kan niet wakker blijven als ik languit op de bank hang. Tjonge wat ben ik het grondig zat zeg. Ik voel me een tachtigjarige – niet eens door m’n fysieke beperking maar vooral mentaal, doordat mijn wereld heel erg klein is geworden. Ik lees de krant wel maar ik sta er buiten, of juist: ik zit opgeborgen binnen. Ik zie wel mensen maar de relatie is heel enkelvoudig: zij helpen mij. Mijn hersenen hoeven niet aan en m’n emoties lopen niet hoog op. Elke dag is hetzelfde, het spannendste uitje is mijn tweewekelijks bezoek aan het ziekenhuis.

Misschien kom ik op deze manier wel heel erg tot rust? Ik heb elke ambitie, elk verlangen even on hold gezet en dat is zeker kalm. Leren parapenten, beter landen, langer vliegen, het komt volgend jaar wel weer. M’n tanden zetten in een interessant beleidsvraagstuk, een nieuwe toezichthouder op goeie ideeën brengen, een fijne kennisbijeenkomst organiseren, voorlopig allemaal niet. Ik hoef niks, ik kan niks, ik weet niks, ik wil alleen maar op de fiets. Wat zal mijn eerste stap zonder krukken een verlossing zijn!