28 januari 2018

Hangglidersbeurs

Vijfentwintig jaar geleden was de beurs een grote witte tent met houten schragen in de modder voor het clubgebouw van Terlet. Op de schragen lagen ouwe harnassen en helmen, buiten in de mist stonden vleugels opgebouwd en er was altijd wel een parapenter waar je om kon lachen. Je liep rechtsom of linksom, hoe dan ook duurde een rondje door de tent een uur of drie en dan had je iedereen weer gezien. Volledig verkleumd verplaatste het gezelschap zich dan naar het clubrestaurant voor bier en friet.
Niet alleen is het nu een grote comfortabele hal met vloerbedekking, via Wageningen nu op fietsafstand in Warmond, en zijn de deltastands teruggedrongen tot eenvijfde of minder (we nemen nog steeds het meeste plaats in). Niet alleen verdwijnen er steeds meer ouwe bekenden. Het meest opvallende vond ik dit jaar hoe oud iedereen geworden is. Grijs, rimpelig, bebrild.
Dat, en het feit dat ik bijna de laatste piloot ben die nog niet aan het parapenten is geslagen. Jan zei dat het wel lijkt of ie een soort landverrader is, maar dat is al een paar jaar niet meer zo. Het is inmiddels andersom; meewarig beziet iedereen mij als een soort achtergebleven Luddiet - vergelijkbaar met mensen die geen smartphone gebruiken (was ik trouwens ook heel erg laat mee).
Nou zie ik zo langzamerhand ook wel dat er niks anders op zit dan te gaan schermvliegen. De delta wordt wel heel erg zwaar en het zou heerlijk zijn als landen geen stress meer op zou leveren. Maar ik heb gewoon geen zin om iets nieuws te leren. Bovendien is schermvliegen op dit moment, met twee rotte schouders, eenvoudig geen optie.
Maar het ziet er naar uit dat zelfs ik om moet, als ik tot m'n tachtigste wil blijven vliegen. Dus zodra m'n schouders het toelaten ga ik mogelijk toch maar ns met een snotlap rennen.