26 april 2013

Statistiek



174 dagen in Australië: meer dan 137 starts (27 kust, 42 berg, 62 sleep, 6 cartow en drie dagen hopjes), ruim 85 uur, 705 kilometer in 29 xc-vluchten. Vier wedstrijden (Gulgong, Corryong, Manilla en Dalby) en een women with wings event. Drie blauwe plekken en zeilschade na een wedgy-aanval. Duizenden kilometers in m’n Ford Falcon. Ongelooflijk veel lieve leuke hartelijke vriendelijke gastvrije mensen.

25 april 2013

Terug naar het noordelijk halfrond



Het houdt niet op! De enorme vriendelijkheid en behulpzaamheid gaat hier aan de andere kant van de wereld gewoon door! Riënne haalde me op Schiphol op en had ook nog even boodschappen gedaan zodat ik meteen aan kon vallen. M’n huurders hebben alles opgeruimd en m’n bed opgemaakt zodat ik er onmiddellijk in kan rollen. Er ligt een welkomstkaart van m’n collega’s op de mat en m’n buren zijn gelukkig nog steeds m’n buren. Wauw ik voel me werkelijk ‘gezegend’ of zoiets, geen idee waarom ik het zo goed heb maar ik geniet er in ieder geval met volle teugen van. Het is zalig warm weer, ik ga maar meteen m’n gras maaien voordat ik ga zien hoe groot Mare inmiddels is.

24 april 2013

Uitgecheckt



Ik dacht dat ik zo ver gevorderd was in acceptatie van tijdelijkheid, dat m’n vertrek moeiteloos zou zijn. Niet dus. Conrad moest vroeg weg dus na een snelle omhelzing had ik nog alle tijd om het huis aan kant te doen, een beetje te lezen en nog een laatste hap zon te nemen. Selmsy en Nicola brachten me naar het station en ineens was de trein er en nog voor we echt goed konden knuffelen sloten de deuren al en reed ik weg. Toch huilen dus, als een kind op de kermis dat nog een keer en nog een keer en nog een keer wil. Ik besef heel goed dat ik iets fantastisch heb meegemaakt, meer dan de meeste mensen ooit kado krijgen. Ik zou in dankbaarheid moeten terugdenken aan de afgelopen zes maanden en aan de tientallen mensen die bijzonder vriendelijk en behulpzaam en gastvrij, of bijzonder, waren. Ik zou me moeten realiseren dat het vooral zo gaaf was omdat het tijdelijk en uitzonderlijk was. Ik zou moeten denken aan m’n geliefden in Nederland, aan Hollands landschap, aan interessante vraagstukken van recht en macht.
Ik heb twee levens, twee werelden, twee parallelle universums waar ik me thuis voel. In Australië lijkt alles herkenbaar min of meer hetzelfde als thuis, zij het wat zonniger en wat ongepolijster. Maar in werkelijkheid is alles, werkelijk alles, net een tikje anders dan op het noordelijk halfrond. De sterren zijn mooier, de bomen ruiken lekker en het glooiende landschap is vol stekels en tanden. Fietsen is een gevaarlijke lifestyle en hanggliding piloten leven rond het vliegen.
Afijn, genoeg gezeurd. Ik was vroeg op het vliegveld, werd meteen geholpen door een bijzonder vriendelijke dame, hoefde geen overgewicht te betalen, kreeg een raamplaats en er is iemand druk bezig om te proberen mij van vegetarisch eten te voorzien. Ik heb slaappillen gescoord, oordoppen bij de hand en volgens Pedro is het aanzienlijk prettiger reizen met de nieuwe 380, omdat het minder herrie maakt dan een ouderwets vliegtuig. Geen rijen bij de douane en de security, geen drama’s bij het fouilleren waar ik voor uitgepikt werd, een douanebeambte die vroeg waarom ik niet gewoon in Oz wilde blijven. Als het meezit kan ik straks m’n mates zien vliegen langs de kust bij Newcastle.

22 april 2013

Dalby voorbij



Ook al vlieg ik pas over twee dagen, ik ben enorm druk met de thuisreis. Vleugel showen om te verkopen, auto strippen voor Nicola, logistiek uitvogelen want ik heb nog een aantal dingen te doen. Geen vliegen vandaag dus m’n afscheidsfeestje is niet op Dicko’s maar in het Beaches, jammer. Morgen wil ik Cameron en ook z’n ouders nog zien, vanavond moet ik verzinnen hoe ik ongezien kom waar ik wezen wil, woensdag moet ik iemand vinden die me op de trein zet. Rationeel begrijp ik dat het minstens anderhalf jaar zal duren voor ik iedereen weer zal zien, en dat de oneindige verrukking van alleen maar vliegen en totale vrijheid voor altijd voorbij is, maar ik voel het nog niet echt. Nog geen rouw dus, dat komt in het vliegtuig pas als ik dit droomland onder me zie wegglijden.

19 april 2013

Ik bak er weer ns niks van



Ik weet dat het belangrijk is om positief en optimistisch te zijn, maar jeetje dat kost af en toe wel erg veel moeite. Piloten in hun eerste wedstrijd presteren consistent beter dan ik; Stings en zelfs Malibu’s komen verder tegen de keiharde wind in. Na bijna twintig jaar vliegen en bijna vijftig wedstrijden kost het me nog steeds moeite om niet als laatste te eindigen. Hoe kan dat? Wat doe ik verkeerd? Ik heb echt absoluut geen idee. Gisteren was er keiharde crosswind. Ik vond fantastische felle, kleine bellen maar de drift was enorm, en met elke honderd meter extra hoogte verloor ik een paar kilometer over onlandbaar terrein. Voordat het bos in de verte nog veel breder werd, wilde ik naar de goeie kant steken, dus ik verliet de 5 m/s lift laag en ja hoor, 500 meter voor de startcirkel stond ik aan de grond. Ik probeerde niet te treuren want ik had toch hard gewerkt voor m’n 9,5 kilometer. Het wachten duurde erg lang en toen Eva uiteindelijk op de radio kwam klonk ze boos en grof, ‘where the fuck are you?’. Ik reageerde ongeduldig, ze had m’n positie op vier verschillende manieren gekregen dus ik liet haar weten dat het toch echt niet zo heel moeilijk kon zijn. Afijn tegen de tijd dat ik in de auto zat begon ze tegen me te schreeuwen. Paul en ik stapten uit en liftten terug naar Dalby, Eva werd aangehouden wegens te hard rijden. Een kuteinde van een klotedag.

18 april 2013

Dalby taak 3 en 4



Gisteren was een beauty, tenminste de start. Blano sleepte me een prachtige bel in, ik draaide direct naar wolkenbasis en van daar ging ik onmiddellijk op koers. Een uur voor de start maar who cares, ik wil alleen maar een kans om goal te halen. Overal stonden mooie cumulus, de basis steeg in een uur van 1400 naar 1800 meter en na een low save bereikte ik zelfs hogere hoogte dan de basis. Fantastisch om tussen de wolken in omhoog te draaien. Niet te ver want de bedekking was al ruim 4/8 en ik wilde niet het risico lopen dat ik alsnog een wolk in zou vliegen. Nog één stijg en dan kon ik het keerpunt ronden. Er was niks te landen bij het keerpunt, een groot meer in een bos, en de tegenwind was fors, dus ik wilde er in een ruime bocht omheen vliegen en het dan vanaf de bovenwindse kant pakken. Mezelf kennende is dat de enige manier om niet de zenuwen te krijgen als ik het keerpunt te laag pak. Helaas, die laatste stijg waar ik op hoopte boven een grijs veld, was er niet en ik landde na nog geen twee uur vliegen na 25 km. Toen ik de spullen aan de rand van het veld had kwam de eerste gaggle over, en snel daarna nog een grote groep en later nog wat losse vleugels. Ik herkende Shelley, verder alleen toplessen. Mooi om te zien: ze vliegen knoerdhard en werken goed samen.
Boven het keerpunt ontwikkelde zich een onweersbui en terwijl ik inpakte voelde ik het gustfront beginnen. Eva was gelukkig bij me voor de regen en vervolgens crossten we op en neer om de jongens op te halen. Hiha voor het eerst in m’n leven ben ik de hotshot van een team, cool!
Vandaag was echter heel anders, gewoon onaangenaam. Harde wind en turbulentie, kleine felle bellen en veel sink. De eerste sleep werden we door een dusty gepakt, maar al vechtend kwamen we er doorheen en Blano zette me op goeie hoogte af. Trent spoot vlak over me heen naar een de vuilnisbelt en ik volgde. Ik vond de kern door rechtsom te draaien (de officiele richting vandaag is linksom) en ik had er weinig trek in om te veranderen. Met zo’n 6 m/s knalde ik omhoog, tot ik iemand (Trent?) tegenkwam die linksom draaide, net niet in dezelfde kern als ik en net iets langzamer stijgend zodat we op dezelfde hoogte uitkwamen. Ik moest m’n richting wel aanpassen en dat kostte me de bel, ik was het compleet kwijt. M’n landing naast de startrij was keurig, en binnen tien minuten hing ik alweer achter Blano richting diezelfde bel. Toen we ‘m vonden raakte ik bijna in een lockout, ik aarzelde om een hand los te laten om te releasen maar precies op het goeie moment brak m’n breukstukje. Ik bleef doordraaien en bereikte na veel zweten en hard werken wolkenbasis, slechts 1400 meter en zuidelijk van het ziekenhuis dus in de CTR en de verkeerde kant op voor de taak. Brad voegde zich bij mij en aangezien dat een levensgevaarlijk onhandige man is wilde ik niet in deze lucht bij hem in de buurt zijn. Ik probeerde naar een wolk upwind te steken, maar verloor zo bizar veel hoogte in de keiharde tegenwind dat ik alweer overwoog waar ik zou kunnen landen. Ik was nog min of meer boven het vliegveld en besloot het gewoon op te geven voor vandaag. M’n landing was goed, m’n arm deed gillend pijn en behalve Enda was er niemand meer, dus iedereen heeft weg kunnen komen. Boe, begin ik een watje te worden?

16 april 2013

gecancellde dag in Dalby, Queensland






Dalby taak 2




Taak 2 van de Dalby Big Air competition met een schitterende lucht. Overal actieve cumulus, een zacht noordenwindje, en een korte taak. Bruce zette me af in een prima bel, recht onder alle anderen, en ik draaide met 4 m/s naar wolkenbasis op 2000 meter (zeeniveau, zo’n 1600 meter boven land). Zoals altijd verliet ik de bel verder onder de wolk dan de meeste anderen, ik ben nou eenmaal een angsthaas. Gisteren was niet de dag om hoogte te verspillen. Tussen de willekeurig verspreide lift zat forse sink. Drie keer zat ik griezelig laag en de laatste keer lukte het niet meer om omhoog te krabbelen, ondanks de vleugel boven me die wel weg kwam. Ik dacht dat ik Paul in de hoek van een groot veld zag staan, en ondanks dat het veld er niet zo aantrekkelijk uitzag: niet vlak en met een gemene stubble (dacht ik), besloot ik toch daar te landen. Altijd veilig om publiek te hebben. Ik was echter nogal dom bezig met m’n circuit, kon niet uitmaken waar de wind vandaan kwam en toen ik zo laag zat dat ik geen kant meer op kon zag ik dat de stubble in feite twee meter hoge, dikke, harde staken waren. Een soort mais maar dan gemener. Het was porridge sorgum en ik verstarde van schrik. Gek genoeg landde ik redelijk schadevrij, alleen staken de sorgumstammen overal doorheen zodat het leek of ik een nauwe kooi stond. De piloot die naar me had staan kijken kwam niet helpen (de kans was aanzienlijk dat ik m’n nek had gebroken maar hij had kennelijk geen zin om te komen kijken) en ik had de grootste moeite om de vleugel uit het veld te krijgen, zeker met m’n gescheurde bovenarmspier. Gek is dat: als ik ergens helemaal alleen ben, ben ik altijd stoer genoeg om met iedere vorm van tegenslag om te gaan. Maar als er iemand anders is die niet komt helpen voel ik me ontzettend in de steek gelaten.
Het bleek niet Paul te zijn maar Rob Clarkson, ook met een Sting en een geel t-shirt. Hij dacht dat ik een landbare plek gezien had en hij had veel te veel vertrouwen in mijn vaardigheid.

14 april 2013

Dalby taak 1

M’n vleugel ingepakt en m’n coördinaten gesmst, zat ik rustig in de berm tegen m’n harnas geleund m’n tijdschrift te lezen. Vlak naast me hoorde ik een geluid als een voetstap, en toen ik opkeek, keek ik in de ogen van een anderhalve meter lange bruine slang (de agressieve, dodelijke soort). In een nanoseconde sprong ik weg, om vervolgens direct naar m’n camera te duiken maar ik was te laat. Het beest was waarschijnlijk net zo hard van mij geschrokken en gleed – schitterend – over de weg naar de overliggende berm.

10 april 2013

Duinsoaren


Byron Bay vuurtoren, meest oostelijke puntje van Australie

Het goot vannacht en het bleef gieten in de ochtend, maar volgens Cameron zou het in Canungra niet veel beter zijn en hier was nog een kans op vliegen in de middag. Dus ik fietste het dorp in en gaf al m’n geld uit. Dat krijg je ervan: geen vliegweer, geen alternatieve activiteiten, en een overvloed aan hippe winkeltjes met erg leuke kleren en kadootjes. Het zal allemaal niet in m’n bagage passen. Rond lunchtijd klaarde het op en net toen ik in de auto zat op weg naar de start belde Ashley om te vertellen dat het on was. Het was een beetje rotorig omdat de wind over de punt kwam, dus ik had lang tijd en veel hulp nodig voordat ik daadwerkelijk in de lucht was, maar dat was weer heerlijk. Geen vogels (Brahami kites waren het kennelijk) dit keer en ik durfde ook niet te dicht bij de vuurtoren te komen. Dat was gaaf geweest, het is het meest oostelijke puntje van het Australische vasteland. Ashley vloog me voor, maar ik had teveel horrorstories gehoord over plotselinge zuidenwind en verdrinken enzo.
M’n camera deed niks, en ik bleef eindeloos pielen in de lucht om er toch een foto uit te persen. Batterij eruit en weer erin, nog een keer, knopjes uitproberen, het ding bleef dood. Jammer want het is wel een gaaf gezicht: hoog boven de oceaan met links en rechts achter je de stranden van Byron Bay.
Cameron en Lyn zijn vertrokken, Ashley heeft een gezin, dus ik eet vanavond met Thea bij een meisje van haar slaapzaal. Morgen via Mt Tamborine naar Dalby.

09 april 2013

Glen Innes en Byron Bay




De rit naar Trial Bay was tranentrekkend prachtig, een soort Maasland plus. Het tropisch regenwoud bij Dorrigo adembenemend magnifiek, Klein Duimpje kon elk moment achter een boom verschijnen. Het landschap voor Glenn Innes zo lieflijk, beyond kitsch. En nou zit ik weer naast de romantische waterval in het Gibraltar national park, een soort Vijverbroeck maar dan nog veel mooier en zonder klimbomen. Geen reeën maar possums, geen brandnetels maar varens. Ik adem diep in, verslind al die pracht met m’n ogen, mediteer met de geluiden, bedenk dat bomen inderdaad liefde en rust geven. Het is bijna tastbaar hoe kool ontstaat, het wiel van de tijd beweegt voor m’n ogen. Stammen zijn verbrand, her en der liggen bemoste rottende omgevallen bomen, overal groeit fris groen en lianen strekken zich uit. Er is nog een enkele rode ceder van meer dan duizend jaar, maar de meeste zijn gekapt. Misschien kan ik me een beetje voorstellen hoe het voor aboriginals moet zijn geweest, dat hun leefwereld en leefwijze zo grondig kapot zijn gemaakt. Als je door het bos loopt voel je de verrukking om de natuur en tegelijk de pijn om de domme vernietiging. Zelfs al is het dromerige landschap ontstaan door landbouw en houtkap, zijn het de eiken en berken die vage herinneringen aan iets Keltisch oproepen, zelfs al zijn er overal voorzieningen: picnictafels, barbecueplaten, redelijk schone wc’s en afvalbakken, zodat dit paradijs toegankelijk is voor iedereen. Het is hartverscheurend om te zien wat er vernietigd is, en nog steeds wordt.

Byron Bay!
En ik heb zelfs een vluchtje gemaakt, met een fantastische spotlanding precies voor de opgang naar de parkeerplaats. Ik kwam nogal gaar aan om een uur of drie, tegen een lucht van zware donkergrijze wolken en miezerregen. Cameron was ergens met Lyn aan het koffiedrinken, en de tomtom stuurde me alle kanten op, dus ik had er weinig vertrouwen in. Maar net toen ik het zoeken opgaf zag ik een auto met hangglider op het dak. Ik werd nogal onvriendelijk ontvangen, één man in het bijzonder was nogal snobberig met ‘you can’t park there’ en hoeveel uur ik wel niet had en hoe goed hij Ricky en Shane en Russell kende enzo. Desondanks hielpen ze me naar de start, zetten in noodtempo m’n F2 op en gooiden me van de berg af. Onder me zag ik een wallaby rondhoppen, boven me cirkelden twee enorme zee-arenden en even later zag ik een andere soort: spierwitte kop en roodbruine fluwelen vleugels. Schitterend, ik lachte hardop en probeerde met de vogels mee te vliegen. Vanwege het slechte weer en omdat ik het behoorlijk koud had en omdat de vloed opkwam zodat m’n landingsmogelijkheden snel extreem klein werden, besloot ik al na een minuut of tien, twintig te landen. Net toen ik m’n boeltje op het gazonnetje had geparkeerd ontmoette ik Thea en Ashley, die me naar m’n auto brachten en adviseerden over een slaapplek en eten. Zodoende zit ik weer in een backpackers, een hele hippe dit keer. The art factory, proberen te slapen met vijf anderen.

07 april 2013

Sub-tropisch regenwoud



Comboyne was fantastisch. Vanmorgen om negen uur reed ik de veertig kilometer dirtroad door het Kilobakh-park, onderweg kwam ik twee andere auto’s tegen. Het subtropisch regenwoud op de berg was fabelachtig. Doodstil op een paar volièrevogels na. Het rook zwaar zoet maar ik kon niet thuisbrengen waar de geur vandaan kwam, zodat ik m’n aromatische dashboardbos niet aan kon vullen. Dunne lange gumtrees en daaronder enorme boomvarens. Een paar kilometer verderop wandelde ik twee uur in een ander park: het eerste stuk subtropisch regenwoud, daaronder tropisch regenwoud, en daaronder gumtree regenwoud. Enorm gevarieerd en sprookjesachtig met lianen, varens en gigantsiche ceders. Nauwelijks geur en heel andere vogelgeluiden. De klim terug naar de auto werd ik zeiknat van de regen maar dat deerde niet, het was absoluut de moeite waard.
Ik heb m’n tentje opgeslagen tussen de bejaardencaravans in Laurieton, aan de voet van North Brother waar ik niet durfde vliegen op m’n eentje. Ik kon het landingsterrein niet zien en de wind was een pietsie cross. Wel zonde van m’n middag, ik had beter door kunnen rijden en dan met Selmsy afspreken in Trial Bay. Maar misschien kan ik morgen alsnog van South Brother vliegen.

06 april 2013

Langs de kust naar het noorden


Seals rock


Seals rock

Booti Booti

Van Central Lansdowne naar Upper Lansdowne

Voor het eerst deze vakantie was ik echt bang. In de loop van de ochtend ben ik uit Newcastle vertrokken, met m’n auto volgeladen met vleugels, harnassen, kampeerzooi en bagage. Ik nam me voor om de toeristische route te volgen die Alby voor me had uitgestippeld, en overal uit te stappen en te wandelen waar het bijzonder fraai leek. Ik had geluk met het weer. De lucht was erg dreigend en af en toe was er een flinke plensbui, maar toen ik bij Hawks nest, Seal rocks en Booti Booti was, was het droog.
Na Forster had Alby voor me bedacht dat ik het binnenland in zou gaan, en toen de tomtom in de war raakte in Wingham om een uur of vijf, besloot ik net voor het donker een slaapplaats te zoeken in Comboyne. Het landschap was erg fraai. Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat je ergens in Frankrijk of aan de Middellandse zee was, maar de Australische begroeiing en de heel anders gevormde rotsformaties laten zien dat je echt down under bent. Plus de leegte, ‘stadjes’ met 1300 inwoners en langs de weg heel af en toe een huis.
De tomtom stuurde me terug naar Taree, verdorie, en op enig moment werd de weg grint en daarna gewoon modder vol potholes. Dapper reed ik nog twintig kilometer door, toen het een soort bospad werd dat langs een berg omhoog slingerde. Ik twijfelde maar ik wist zeker dat ik geen afslag had gemist en ik had nog maar een half uur licht, en ik zag sporen van een auto dus kennelijk was het wel begaanbaar. Na een paar kilometer begon m’n trouwe reisgezel, Tomtom, te mekkeren “turn around when possible”. Lekker, bedankt. Ik had geen zin om dat hele beroerde stuk terug te rijden en trouwens omdraaien was helemaal geen optie. M’n auto met vleugels en fiets is zeker vijf-en-een-halve meter lang en het pad was maar twee meter breed. Links een rotswand, rechts de diepte. M’n nek was flink heet en m’n hart klopte beslist wat sneller dan normaal, maar de panfluit-Indiaantjes op m’n stereo hielden het allemaal nog vrij luchtig. Tot ik na een kilometer of vijf, acht, bijna bovenop de berg, op een landslide stuitte. No way dat ik daar langs kon, ik moest terug. Met veel moeite manoevreerde ik achteruit maar vanwege de volle lading kon ik niets zien dus dat moest op de spiegels. Het werd snel donker en bij het steken raakte m’n linker voorwiel vast in een soort greppeltje aan de bergkant, terwijl de weg aan de ravijnkant nogal modderig en slapjes was dus ik durfde niet al te agressief gas te geven.
Forster vanaf Booti Booti
Afijn, twintig keer uitstappen, nog een meter naar achteren, mezelf streng toespreken dat ik hier dan toch echt moest keren of ik het nou leuk vond of niet, hardop de meters uitsprekend die ik nog verder naar achteren of naar voren moest, en stoer aan m’n stuur draaiend lukte het inderdaad om te keren. Halleluja! Ik probeerde niet te hard de berg af te racen maar ik voelde me alsof ik net aan iets heel vervelends was ontsnapt. Na dertig kilometer kwam een onappetijtelijk hotel in zicht en ik stortte me naar binnen. Weer een avontuur overleefd.

05 april 2013

Newcastle beaches


Selmsy



King Edward Park


Nobby's Beach


Het weer is niet denderend en m’n arm doet pijn, het wordt nu toch echt tijd om naar Dalby te gaan rijden. Gisteren stond ik wel tien keer op het duin naar de wind te kijken, te beginnen om half zes ’s ochtends, en ik heb maar twee vluchtjes gemaakt. Wel mooie vluchtjes, ik ben inmiddels heel vertrouwd met de vleugel en de sites hier dus ik durf een beetje te spelen en wat nieuws uit te proberen: met heel weinig wind overgestoken naar Dixon Park, daar nog een paar passes gedaan en toen keurig uitgezakt voor de parkeerplaats. En de hoek van King Edward Park omgevlogen om bij Selmsy te landen op Nobby’s Beach. Ik had graag een zonsopgangsvlucht gemaakt en een keer achter Conrad aangevlogen naar Stockton Beach, of eens de hele kust langs naar Merewether of zelfs Dudley gevlogen. Maar dat is dan voor een volgende keer.

03 april 2013

Blessure



Het leek wel Nederland zo grijs en nat vandaag. Ik had de wekker gezet voor een zonsopgangsvlucht maar toen ik om kwart over zes op Streszlecki stond was er nauwelijks wind. Dan maar een paar baantjes zwemmen, goed voor m’n arm dacht ik. Die heb ik flink geblesseerd toen ik whackte op Glennies Creek en gisteren moest ik stoppen met vliegen vanwege de pijn. Nou niet dus: toen Conrad om vijf uur thuis kwam speerden we naar Dixon park en binnen een half uur hing mijlenhoog in de lucht. Keiharde wind en regen, het was hard werken en m’n tweede vluchtje dacht ik dat ik ieder moment de stad in geblazen kon worden omdat ik geen kracht meer in m’n arm heb. Tegen de tijd dat ik (perfect) geland was stond ik te grienen van de pijn en ik mag van dokter Conrad alleen nog maar vliegen als de omstandigheden ideaal zijn. Ach ja het kan altijd erger. Terwijl we zaten te eten belde Jason die een vleugel nodig heeft omdat ie getumbled is in Manilla, en zo kwam het gesprek op parachutes en mid airs en Selmsies crash toen ie geen quickpin in z’n bottombar had. Iedereen die zwaar gewond is geraakt had maar één motivatie om zo snel mogelijk weer beter te worden: vliegen.

02 april 2013

How good is Newcastle?!



Weer een geweldige dag! Het begon zo teleurstellend: prachtig weer, vooral voor inland, maar niemand om mee te vliegen. Conrad had de kinderen en Adams telefoon werkt niet, en alle anderen moesten werken. Ik zou op m’n eentje naar Denman zijn gereden, 150 km, maar Pete moest ook werken. Van arre moede pakte ik dan maar de fiets om m’n overtollige energie en het fantastische weer wel te besteden. Ik ploeterde stijle heuvels op, zweette me helemaal leeg, genoot van het Blackbutt bos en net toen ik via Glebe road op weg was naar huis omdat jarige Selmsy ook al op z’n kinderen moest passen, voelde ik de wind toenemen. Ik als een speer naar huis, F2 op de auto gegooid en ik was al bijna op de start toen Adams tekst kwam: ‘it’s on at Merewether’! Het was nog erg licht, maar Adam beloofde me iedere keer dat ik beneden landde halverwege te zullen landen en mijn vleugeltje naar boven te vliegen. Ideaal want nou kon ik wat proberen zonder meteen compleet uitgeput te raken. Ik startte uitstekend (het is een bijzonder vlakke start dus met lichte wind vind ik het erg spannend) en kwam niet boven de berg uit. Ik probeerde halverwege te landen maar overshot, en landde vervolgens op de halve meter strand die er nog over was bij hoogtij. Sjouwde de vleugel terug tot de open plek halverwege, en inderdaad Adam landde, startte mijn vleugel en werkte ‘m naar boven. Hij hielp me een tweede keer starten, en dankzij zijn aanwijzingen kwam ik nu vrij makkelijk boven de heuvel uit. Ik deed m’n eerste landing halverwege, perfect! Joehoe wat een gaaf gevoel is dat toch, om iets moeilijks en engs toch te kunnen. Opnieuw haalde Adam m’n vleugel op, en de wind was inmiddels goed toegenomen en ook wat beter op de berg gedraaid, dus nu kwam ik honderden meters boven Scenic Drive uit. Omdat Adam inmiddels naar Streszlecki was gevlogen en ik toch ook wel heel graag weer in het park wilde landen, stak ik over en deed een perfecte landing in Dixon Park. Meteen kreeg ik een lift naar m’n auto van Splint, toen ik weer terug was kon ik de dienst terugbewijzen door Dan naar boven te rijden, en een kwartier later startte ik op Dixon. Weer in het park geland, weer naar boven gelopen, Conrad kwam aanrijden en vroeg of ik even wilde babysitten terwijl hij Selmsy’s Sonic vloog. Dat duurde wel even omdat hij natuurlijk weer op een onmogelijke plaats uitzakte, ondertussen had Mickey de F2 even rondgevlogen, en uiteindelijk kon ik om een uur of vijf alweer starten. Op advies van Conrad deed ik eindeloos hoge approaches, tot m’n geblesseerde arm zo’n pijn deed dat ik niet eens meer wilde vliegen. Een laatste perfecte landing in het park, nog een beetje kletsen en geinen en naar de hotshots kijken: Kotzi’s en Adams loopings, James’s toplandingen. Het was weer helemaal perfect.

01 april 2013

Hoopvolle piloten




Tja en nu ben ik teut, dat krijg je er van. Het zou honderd procent zeker super vliegen worden vandaag, nou niet dus. Om negen uur was ik met vleugel en harnas op Merewether, maar het was te west. Om elf uur weer, maar toen was het te licht en puur zuid. Opnieuw om één uur, deze keer te oost. Ik scheurde naar Streszlecki, waar Cedric al in de lucht hing en Adam net z’n vleugel had afgeladen. We bouwden zo snel mogelijk op, haakten de harnassen in, en net op het moment dat Adam z’n Fun oppakte om te starten, zakte de wind helemaal in, en draaide 45 graden naar het oosten. Dapper bleven we wachten op betere condities. Ondertussen arriveerde de ene na de andere hoopvolle piloot, tot we met z’n achttienen om het hek hingen. Ik begon net te overwegen om in te pakken, toen Conrad aankwam en vroeg of ie de demo-F2 mocht vliegen. Shit, dat is de zoveelste keer dat hij voor m’n ogen start op een bij voorbaat onmogelijke dag! Deze keer was ik niet alleen bang voor hem, maar ook om de vleugel die niet van mij is en waar ik de komende maand mee wil vliegen. Hij liet weinig ruimte voor een weigering en Adam was ook in voor het geintje, dus ze namen allebei een flinke aanloop naar verdrinking of crashen, sloegen linksaf en zakten direct uit zicht. Ik pakte rustig m’n spullen in want haasten zou hen toch niet meer kunnen redden. Bovendien weet ik wel dat deze twee de meest onwaarschijnlijke landingen heelhuids voor elkaar kunnen krijgen. Ik kan het niet helpen, ik heb eenzelfde bewondering als voor een acrobaat in het circus.
Na wat heen en weer rijden en aan een stelletje op een bankje vragen of ze misschien twee hanggliders hadden zien langskomen (inderdaad!) had ik ze gevonden, allebei licht euforisch over hun zoveelste stunt. De avond eindigde uiteraard in de pub, zonder happy end.