06 april 2013

Langs de kust naar het noorden


Seals rock


Seals rock

Booti Booti

Van Central Lansdowne naar Upper Lansdowne

Voor het eerst deze vakantie was ik echt bang. In de loop van de ochtend ben ik uit Newcastle vertrokken, met m’n auto volgeladen met vleugels, harnassen, kampeerzooi en bagage. Ik nam me voor om de toeristische route te volgen die Alby voor me had uitgestippeld, en overal uit te stappen en te wandelen waar het bijzonder fraai leek. Ik had geluk met het weer. De lucht was erg dreigend en af en toe was er een flinke plensbui, maar toen ik bij Hawks nest, Seal rocks en Booti Booti was, was het droog.
Na Forster had Alby voor me bedacht dat ik het binnenland in zou gaan, en toen de tomtom in de war raakte in Wingham om een uur of vijf, besloot ik net voor het donker een slaapplaats te zoeken in Comboyne. Het landschap was erg fraai. Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat je ergens in Frankrijk of aan de Middellandse zee was, maar de Australische begroeiing en de heel anders gevormde rotsformaties laten zien dat je echt down under bent. Plus de leegte, ‘stadjes’ met 1300 inwoners en langs de weg heel af en toe een huis.
De tomtom stuurde me terug naar Taree, verdorie, en op enig moment werd de weg grint en daarna gewoon modder vol potholes. Dapper reed ik nog twintig kilometer door, toen het een soort bospad werd dat langs een berg omhoog slingerde. Ik twijfelde maar ik wist zeker dat ik geen afslag had gemist en ik had nog maar een half uur licht, en ik zag sporen van een auto dus kennelijk was het wel begaanbaar. Na een paar kilometer begon m’n trouwe reisgezel, Tomtom, te mekkeren “turn around when possible”. Lekker, bedankt. Ik had geen zin om dat hele beroerde stuk terug te rijden en trouwens omdraaien was helemaal geen optie. M’n auto met vleugels en fiets is zeker vijf-en-een-halve meter lang en het pad was maar twee meter breed. Links een rotswand, rechts de diepte. M’n nek was flink heet en m’n hart klopte beslist wat sneller dan normaal, maar de panfluit-Indiaantjes op m’n stereo hielden het allemaal nog vrij luchtig. Tot ik na een kilometer of vijf, acht, bijna bovenop de berg, op een landslide stuitte. No way dat ik daar langs kon, ik moest terug. Met veel moeite manoevreerde ik achteruit maar vanwege de volle lading kon ik niets zien dus dat moest op de spiegels. Het werd snel donker en bij het steken raakte m’n linker voorwiel vast in een soort greppeltje aan de bergkant, terwijl de weg aan de ravijnkant nogal modderig en slapjes was dus ik durfde niet al te agressief gas te geven.
Forster vanaf Booti Booti
Afijn, twintig keer uitstappen, nog een meter naar achteren, mezelf streng toespreken dat ik hier dan toch echt moest keren of ik het nou leuk vond of niet, hardop de meters uitsprekend die ik nog verder naar achteren of naar voren moest, en stoer aan m’n stuur draaiend lukte het inderdaad om te keren. Halleluja! Ik probeerde niet te hard de berg af te racen maar ik voelde me alsof ik net aan iets heel vervelends was ontsnapt. Na dertig kilometer kwam een onappetijtelijk hotel in zicht en ik stortte me naar binnen. Weer een avontuur overleefd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten