Direct na m’n start gistermiddag realiseerde ik me dat ik het geheugen van m’n vario had gewist en daardoor had ik geen geluid. Ik moest dus even op gevoel en visueel wat hoogte proberen te winnen, en als ik boven de berg zat op de knoppen gaan duwen om te proberen m’n audio terug te krijgen. Zonder de piepjes van de vario is het erg moeilijk om te centreren in de termiek. Ik was dus nogal onhandig bezig, gelukkig wist ik waar de huisbel zat en bovendien was er een vogel (buizerd, redtail hawk of een turkey vulture) aan het draaien. Afijn, die vogel heeft zich om mij bekommerd en heeft me tot aan wolkenbasis voorgevlogen. Fantastisch, de bel was erg shifty vanwege de harde wind en telkens opnieuw kwam de vogel recht op me af gevlogen, bleef zo’n drie meter voor m’n neus vliegen en draaide z’n kop naar me om alsof ie wilde zien of ik nog volgde. Dat deed ik en verdomd, dan draaiden we inderdaad in betere lift. Als ik linksom ging draaien deed de vogel dat ook, als ik rechtsom ging draaien paste hij zich weer aan. Waanzinnig gaaf zo’n toegang tot die andere wereld. Ik denk dat de vogel vooral aan mijn bewegingen, aan m’n manier van vliegen, kon zien dat ik een nogal dom kuiken moest wezen en me daarom les is gaan geven.
Mount Magazine (Arkansas) was echt gaaf, een fijne berg, fraai landschap en uitstekende vliegcondities (wel veel bomen, dus het dichtstbijzijnde landingsterrein lag nog behoorlijk ver weg). Toen we aan kwamen rijden zagen we Dave Dunning met een hangglider op z’n dak langs de weg staan, hij stond net te overwegen of hij zou wachten tot de wind ging draaien of naar de film zou gaan. Hij liet ons de starts van Mount Nebo zien (daar had ik niet gevlogen, landingsterreinen niet te halen op glij) en reed ons vervolgens voor naar Mount Magazine, vernoemd naar een munitiemagazijn in de burgeroorlog. ’s Nachts kampeerden we met Mark Strump en Cherry, en James, allemaal piloten sinds 1975. De gastvrijheid en de goede zorgen zijn weer overweldigend, mensen rijden zo honderd kilometer voor je om even een auto op het landingsterrein te zetten of je op te halen, iedereen voorziet ons van koffie en eten en van Mark en Cherry kregen we allemaal beddegoed zodat we in de auto konden slapen. Het koken ging op een houtvuur met Dutch ovens, gietijzeren pannen waar een extra laag in zit zodat je gloeiende kolen rondom het eten kan leggen. Ze hadden ook een prehistorisch gietijzeren oventje waarin blueberry pie werd gebakken. Gisterochtend hebben Ron en Wynne ons gevoerd, wafels waar je twee dagen later nog vol van zit. Ook weer mensen die out of their way gingen om het ons naar de zin te maken. Hetzelfde tafereel gisteren na m’n landing, een meisje van 15 komt op een grote quad naar me toe gereden, vraagt of ik water wil hebben (ja!) en later word ik door pa en de andere vier kinderen binnen uitgenodigd om in de airconditioning (in het donker) te komen zitten.
Alle vuilnis in een beer-veilige container, we hebben dan ook geen beer gezien.
Zaterdag na het vliegen namen we een duik in een of andere afgraving, fantastisch de temperatuur van het water was exact perfect verfrissend maar niet koud. Er dreef een blok hout zo groot als een complete boom, en Mark vertelde dat dat blok er al dreef toen zij er in ’75 zwommen. Je kan er goed mee spelen, met z’n allen op proberen te staan enzo, ik moest er natuurlijk weer tegenaan zwemmen zodat ik een bult precies midden op m’n hoofd heb. Dat komt er dan nog eens bij, ik heb al een gigantische blauwe plek op m’n been van een slechte landing, een stijve nek van al die airconditioning en nog wat kwaaltjes en ongemakken. Nou ja als ik maar kan vliegen maakt het niet uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten