Na een heftig verkeersongeluk strompelde ik mijn huis in. Telepathisch als altijd belde Ad: of ik misschien hulp nodig had? Maar ik heb natuurlijk nooit hulp nodig, ik kan alles zelf, dus nee hoor. De volgende ochtend hinkte ik de deur uit met de intentie om boodschappen te gaan doen. Daar, op de portiektrap, zat Ad. Te wachten tot ik wakker was zodat hij me toch kon helpen want hij had wel door dat ik wel degelijk hulp nodig had.
Dat was Ad ten voeten uit. Hij heeft mij talloze malen getroost en geholpen. Hij zorgde dat ik me geborgen voelde. En hij was zo ontzettend geestig, helemaal in combinatie met Jacques. Stoute jongens bleven het, die giechelend met hun handdoekjes over de schouder probeerden gratis te douchen op de camping in de Vogezen.
We hielden allebei enorm van de Nederlandse taal. Ik merkte op dat veel toppers nogal dyslectisch zijn, dus we concludeerden dat ons gebrek aan vliegtalent te wijten was aan onze taalvaardigheid.
Na zijn ongeluk in Aspres belden we. Hij zag het niet zitten om een nieuwe vleugel te kopen maar hij was bang dat ik niet meer van hem zou houden als hij niet meer zou vliegen. Ik wist hem er van te overtuigen dat hij door zou kunnen vliegen met een intermediate vleugeltje en dat ik natuurlijk sowieso altijd van hem zou houden.
Vlieg vrij Ad.