09 april 2013

Glen Innes en Byron Bay




De rit naar Trial Bay was tranentrekkend prachtig, een soort Maasland plus. Het tropisch regenwoud bij Dorrigo adembenemend magnifiek, Klein Duimpje kon elk moment achter een boom verschijnen. Het landschap voor Glenn Innes zo lieflijk, beyond kitsch. En nou zit ik weer naast de romantische waterval in het Gibraltar national park, een soort Vijverbroeck maar dan nog veel mooier en zonder klimbomen. Geen reeën maar possums, geen brandnetels maar varens. Ik adem diep in, verslind al die pracht met m’n ogen, mediteer met de geluiden, bedenk dat bomen inderdaad liefde en rust geven. Het is bijna tastbaar hoe kool ontstaat, het wiel van de tijd beweegt voor m’n ogen. Stammen zijn verbrand, her en der liggen bemoste rottende omgevallen bomen, overal groeit fris groen en lianen strekken zich uit. Er is nog een enkele rode ceder van meer dan duizend jaar, maar de meeste zijn gekapt. Misschien kan ik me een beetje voorstellen hoe het voor aboriginals moet zijn geweest, dat hun leefwereld en leefwijze zo grondig kapot zijn gemaakt. Als je door het bos loopt voel je de verrukking om de natuur en tegelijk de pijn om de domme vernietiging. Zelfs al is het dromerige landschap ontstaan door landbouw en houtkap, zijn het de eiken en berken die vage herinneringen aan iets Keltisch oproepen, zelfs al zijn er overal voorzieningen: picnictafels, barbecueplaten, redelijk schone wc’s en afvalbakken, zodat dit paradijs toegankelijk is voor iedereen. Het is hartverscheurend om te zien wat er vernietigd is, en nog steeds wordt.

Byron Bay!
En ik heb zelfs een vluchtje gemaakt, met een fantastische spotlanding precies voor de opgang naar de parkeerplaats. Ik kwam nogal gaar aan om een uur of drie, tegen een lucht van zware donkergrijze wolken en miezerregen. Cameron was ergens met Lyn aan het koffiedrinken, en de tomtom stuurde me alle kanten op, dus ik had er weinig vertrouwen in. Maar net toen ik het zoeken opgaf zag ik een auto met hangglider op het dak. Ik werd nogal onvriendelijk ontvangen, één man in het bijzonder was nogal snobberig met ‘you can’t park there’ en hoeveel uur ik wel niet had en hoe goed hij Ricky en Shane en Russell kende enzo. Desondanks hielpen ze me naar de start, zetten in noodtempo m’n F2 op en gooiden me van de berg af. Onder me zag ik een wallaby rondhoppen, boven me cirkelden twee enorme zee-arenden en even later zag ik een andere soort: spierwitte kop en roodbruine fluwelen vleugels. Schitterend, ik lachte hardop en probeerde met de vogels mee te vliegen. Vanwege het slechte weer en omdat ik het behoorlijk koud had en omdat de vloed opkwam zodat m’n landingsmogelijkheden snel extreem klein werden, besloot ik al na een minuut of tien, twintig te landen. Net toen ik m’n boeltje op het gazonnetje had geparkeerd ontmoette ik Thea en Ashley, die me naar m’n auto brachten en adviseerden over een slaapplek en eten. Zodoende zit ik weer in een backpackers, een hele hippe dit keer. The art factory, proberen te slapen met vijf anderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten