|
Seals rock |
|
Seals rock |
|
Booti Booti |
|
Van Central Lansdowne naar Upper Lansdowne |
Voor het eerst deze vakantie was ik echt bang. In de loop
van de ochtend ben ik uit Newcastle vertrokken, met m’n auto volgeladen met
vleugels, harnassen, kampeerzooi en bagage. Ik nam me voor om de toeristische
route te volgen die Alby voor me had uitgestippeld, en overal uit te stappen en
te wandelen waar het bijzonder fraai leek. Ik had geluk met het weer. De lucht
was erg dreigend en af en toe was er een flinke plensbui, maar toen ik bij
Hawks nest, Seal rocks en Booti Booti was, was het droog.
Na Forster had Alby voor me bedacht dat ik het binnenland in
zou gaan, en toen de tomtom in de war raakte in Wingham om een uur of vijf,
besloot ik net voor het donker een slaapplaats te zoeken in Comboyne. Het
landschap was erg fraai. Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat je
ergens in Frankrijk of aan de Middellandse zee was, maar de Australische
begroeiing en de heel anders gevormde rotsformaties laten zien dat je echt down
under bent. Plus de leegte, ‘stadjes’ met 1300 inwoners en langs de weg heel af
en toe een huis.
De tomtom stuurde me terug naar Taree, verdorie, en op enig
moment werd de weg grint en daarna gewoon modder vol potholes. Dapper reed ik
nog twintig kilometer door, toen het een soort bospad werd dat langs een berg
omhoog slingerde. Ik twijfelde maar ik wist zeker dat ik geen afslag had gemist
en ik had nog maar een half uur licht, en ik zag sporen van een auto dus
kennelijk was het wel begaanbaar. Na een paar kilometer begon m’n trouwe
reisgezel, Tomtom, te mekkeren “turn around when possible”. Lekker, bedankt. Ik
had geen zin om dat hele beroerde stuk terug te rijden en trouwens omdraaien
was helemaal geen optie. M’n auto met vleugels en fiets is zeker
vijf-en-een-halve meter lang en het pad was maar twee meter breed. Links een
rotswand, rechts de diepte. M’n nek was flink heet en m’n hart klopte beslist
wat sneller dan normaal, maar de panfluit-Indiaantjes op m’n stereo hielden het
allemaal nog vrij luchtig. Tot ik na een kilometer of vijf, acht, bijna bovenop
de berg, op een landslide stuitte. No way dat ik daar langs kon, ik moest
terug. Met veel moeite manoevreerde ik achteruit maar vanwege de volle lading
kon ik niets zien dus dat moest op de spiegels. Het werd snel donker en bij het
steken raakte m’n linker voorwiel vast in een soort greppeltje aan de bergkant,
terwijl de weg aan de ravijnkant nogal modderig en slapjes was dus ik durfde
niet al te agressief gas te geven.
|
Forster vanaf Booti Booti |
Afijn, twintig keer uitstappen, nog een meter naar achteren,
mezelf streng toespreken dat ik hier dan toch echt moest keren of ik het nou
leuk vond of niet, hardop de meters uitsprekend die ik nog verder naar achteren
of naar voren moest, en stoer aan m’n stuur draaiend lukte het inderdaad om te
keren. Halleluja! Ik probeerde niet te hard de berg af te racen maar ik voelde
me alsof ik net aan iets heel vervelends was ontsnapt. Na dertig kilometer kwam
een onappetijtelijk hotel in zicht en ik stortte me naar binnen. Weer een
avontuur overleefd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten