31 juli 2008

Dom


Goal halen is vooral een kwestie van geen fouten maken. Ik heb inmiddels het niveau bereikt dat ik m’n fouten herken, dat ik weet wat ik fout doe. Maar ik maak ze nog steeds, vaak dezelfde fout keer op keer, en meestal heeft dat te maken met m’n obsessie met landingsterreinen. En dat wijst dan weer op de belangrijkste asset in het vliegen: confidence. Vertrouwen hebben in je vaardigheid. Weten dat je veilig start en landt en dat je termiek pakt als het er is. Het begint bij mij allemaal te komen maar het gaat langzaam en met ieder moment van angst zet ik mezelf weer terug.
Zo tevreden als ik dinsdag was over mezelf zo dom was ik gisteren bezig. Ik maakte de ene na de andere fout en was vervolgens uren bezig de ellende te herstellen. Vrijwel direct na m’n start stak ik naar de leadgaggle, kwam te laag aan, gleed door naar de westkant en rotorde hard naar beneden. Zo was ik drie kwartier voor de starttijd bezig om te landen, twee kilometer binnen de startcirkel. Nul punten voor de dag dus, en uren op de grond zitten terwijl je de cumultjes overal ziet ontstaan. Gelukkig piepte er iets boven het landingsterrein en de volgende vijf kwartier was ik zwetend en boos op mezelf bezig om weer op wolkenbasis te komen. Dat lukte maar ik dreef wel verder de startcirkel in, dus toen ik eindelijk hoogte had moest ik weer zes en een halve kilometer terug tegen de wind in vliegen. Vooral de laatste vierhonderd meter waren spannend, toch weer diep de bergen in terwijl dat nou juist de aanleiding voor m’n hele avontuur was geweest: ik hou er niet van om zo ver weg van landingsterreinen te vliegen.
Toen ik eindelijk kon starten, bijna veertig minuten na starttijd en helemaal alleen, wist ik in ieder geval wel precies hoe ik zou vliegen. Bovendien had ik Camerons negentig minuten regel goed verwerkt, m’n hele systeem stond op: de vlucht begint pas als je start (de startcirkel doorvliegt).
Brian Porter had een paar dagen eerder uitgebreid zitten zwijmelen over de berg net boven het keerpunt, dus daar vloog ik recht op af. Inderdaad pakte ik daar moeiteloos bijna drieduizend meter. Terwijl ik aan het draaien was kwamen er vier swifts mijn kant op. Ze vliegen echt schitterend, snel en stil en scherp.
Ik wilde even naar het tweede keerpunt en dan weer terug naar deze superbel, en dat lukte ook wel maar deze keer kon ik niet meer zo makkelijk de kern vinden. Evgenya zat een paar honderd meter onder me en ik had natuurlijk op haar moeten wachten, trouwens ik had die paar honderd meter tot de basis ook moeten nemen. In plaats daarvan vloog ik naar het enige wolkje boven het dal, recht boven het landingsterrein waar ik eerder ook al gered was. Het werkte ook wel maar niet echt hard of hoog, en ondertussen zag ik twee flexies op goal staan en nog drie meisjes vanaf het laatste keerpunt aan komen steken. Ik moest nog twee keerpunten, dat wrijft er wel in hoe langzaam ik ben. Vanaf dat moment ging ik echt helemaal de mist in, ik verliet m’n belletje nogal laag omdat ik dacht dat de berg wel zou werken, de wind was inmiddels zuidwestelijk geworden en de zon had er al een tijd op gestaan. De berg werkte helemaal niet, en boven de top aangekomen wist ik niet goed waar ik het zoeken moest. Ik zag wat vrijvliegers starten (oost!) en vloog erheen, maar ze hielden hun cirkels niet vol en samen zakten we er, in stevige noordoostenwind, op het vliegveldje uit. Ik snap nog niet helemaal hoe de wind zo tegengesteld in die twee dalen kan zijn en dan toch geen lift boven de ridge vinden, kennelijk stond het echt parallel aan de ridges en zakte ik er daarom ook zo snel uit boven de ridge.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten