10 december 2015

Burindi


Bij Split Rock Dam


Riley residence

Wat hou ik toch ontzettend veel van dit land. Het is zo schitterend, en zo warm, en zo leeg, en zo ruig en lieflijk tegelijk. Rondrijden in m’n eigen auto, met (bijna) al m’n spullen en voldoende eten in de eski, een boek en een paar New Scientists, Satie op de radio en een luxe kampeerstoel. Onderweg naar Barraba om Richard op te zoeken sla ik af bij en bruin bord richting Split Rock Dam, 8 kilometer van de hoofdweg af en geen mens te bekennen. Het is zwaar bewolkt en het waait hard, waardoor de hitte draaglijk is. Ik wandel als een blije kleuter naar het meer (Aussies noemen een meer een ‘dam’ en dit meer is inderdaad ontstaan door een dam) en probeer de tientallen vlinders te fotograferen. Een pelikaan brult, voortdurend klinkt het getik van de sprinkhanen en vliegen. Op het laatste moment zie ik een bruine slang boos naar me kijken vanuit een graspol, en deze keer heb ik m’n camera bij de hand. Ik weet eigenlijk niet of ik te dicht bij sta en achteruit moet lopen of niet, maar hij lijkt niet heel erg agressief en ik ben dan ook nauwelijks onder de indruk. Toch blijf ik de rest van de wandeling voorzichtig op het midden van het pad lopen.
Ik maak m’n lunch, zet Karls luxekampeerstoel in de schaduw op een uitzichtpunt en lees een uurtje. Alleen de wind is te horen, en vogels. Beter dan dit wordt het niet.
Om een uur of drie meld ik me in Barraba, waar Richard en z’n maten de funderingen van een pub aan het vernieuwen zijn. Ik maak kennis met Lorraine en de kinderen, Andrea en Joe-Henry en we hebben een gezellige middag in de schaduw van het nieuwe huis. Ze gaan er niet wonen, ze moeten er niet aan denken om ‘in town’ te wonen. Barraba is ongeveer even groot als Ittervoort, het huis ligt vrij, aan de rand van het dorp, en er ligt een grote goed onderhouden tuin omheen. Maar als we naar hun huis rijden, dertig kilometer van de bebouwde kom af, begrijp ik het helemaal. Het landschap is weer adembenemend, één en al Lupineke, zeker met de oranje ondergaande zon. Het huis zelf ligt op een heuveltop met een wijds uitzicht vanaf de veranda. Het is een enorme bende, stoffig en rommelig en het erf ligt vol bouwmaterialen en afgedankte autowrakken en stront van het vee dat er rondloopt, maar het is een paradijs. De paarden komen aan de veranda kijken of er iets gezelligs is. De honden herkennen me nog en kwispelen zich een ongeluk. Af en toe loeit een koe. Af en toe een belletje als één van de katten langssluipt Ik slaap op de veranda, lastig om echt te slapen vanwege de harde wind maar het maakt niet uit, ik vind het zalig. Het doet me denken aan de nacht in een boerderij ergens middenin Nepal, op het balkon boven de buffels. Als we ’s morgens stro en tarwe voor de koeien halen herinner ik me dat ik als klein kind boer wilde worden. Richard leeft het leven waar ik een beetje van droomde.
Zonder echt afscheid te nemen, ik kom volgende week immers terug, rij ik achter Lorraine aan naar de asfaltweg. Het is zo’n vijf uur naar Newcastle maar ik val bijna in slaap, dus ik parkeer bij een picknickplaats. Na een dutje laat ik me weer verleiden door het bord ‘walking track’ en ik loop de twee-en-een-half kilometer door de brandende zon naar de top en weer terug. Ik merk dat ik toch wat nerveus ben geworden van de slang gisteren, ik probeer tegelijk om me heen te kijken naar kangeroes en leguanen, op het gras langs het pad te letten voor slangen, niet te lang stil te blijven staan zodat er geen mieren m’n voeten op klimmen en alle struiken te besnuffelen op zoek naar aromatische eucalyptus voor m’n auto.
Tegen de tijd dat ik Singleton uit rij zie ik een pikzwarte lucht met zware mammatus, bliksem en een heftig gustfront op me af komen, ondertussen hoor ik op de radio dat er een extreme storm met grote hagel bij Maitland is. Ik maak de fout om door te rijden en niet te schuilen, tegen de tijd dat de hagel op m’n dak en op de vleugels knalt zijn alle stukjes vluchtstrook onder een brug bezet. Ik weet nog niet of er schade is.
Thuis tref ik de niet-betalende huursters van Conrad aan. Ze gedragen zich alsof ze de verwende tienerdochters van Conrad zijn, heel naar. Ze betalen helemaal niks omdat Conrad tijdelijk geen huur betaalt zolang de schade van de storm niet hersteld is, ze nemen ontzettend veel ruimte in beslag en maken herrie en rotzooi. Dan heel veel liever de rommelige hut van Richard.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten