Het zou een perfecte dag worden om van de Wattagans naar het
strand te vliegen, en Conrad vond iemand om de kinderen op te vangen dus we
konden met z’n drieën naar Hunter. M’n vleugeltje bleek onbeschadigd door de
hagel, wat een opluchting. Ik stond als eerste klaar, ik vind het nog altijd
fijn als er iemand bij me is als ik start. Zeker van zo’n start vol struikjes
en stenen en kuilen, tussen de bomen in en met nauwelijks een zuchtje wind, als
deze. Ik moest lang wachten op een goed moment, startte toen uitstekend weg
maar vond vrijwel alleen maar sink. Linea recta naar het dichtstbijzijnde
landingsterrein, waar ik zo laag aankwam dat ik geen S-bocht meer hoefde te
maken. M’n enkel zwikte maar dat was geen verrassing, je zou ook gewoon lopend
al je enkels verstuiken op het veld dat zo mogelijk nog bobbeliger was dan de
start. Ik was teleurgesteld, maar de hele tijd dat ik bezig was m’n spullen
naar de kant te sjouwen en in te pakken zag ik een vleugel klaar staan op start
en niemand vloog. Uiteindelijk belde Nic om te zeggen dat de seabreeze starten
onmogelijk maakte, en we reden onvoldaan weer naar huis. Ik eerst nog even
langs Hairy Karl, die een pijnlijke schouderblessure heeft. Hij denkt dat ik
besmettelijk ben maar zo te zien is hij er ernstiger aan toe dan ik. Arme Karl,
als ie niet kan vliegen blijft er weinig van ‘m over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten